CategorieTRAVEL

22. UNESCO-stad Bhaktapur

Ik had niet al te best geslapen in het hotel in Kathmandu. Ik had wederom een kamer aan de voorkant en daar was het gewoon veel herrie. Verder begon m’n hoofd zich al voor te bereiden op de terugreis: inchecken op de vlucht, nadenken welke spullen ik bij de hand wil hebben in het vliegtuig, m’n backpack goed strak inpakken et cetera.

Ik at m’n ontbijt in het hotel: toast, gebakken ei, wat fruit en yoghurt. Ik moest om 12 uur uitchecken en ik kon pas na 14 uur in Bhaktapur terecht, dus ik liep de stad nog maar even in. Maar na weken in de bergen had ik helemaal genoeg van de drukte, de herrie, de drukkende hitte en de viezigheid van Kathmandu. Ik had helemaal geen zin in het geslenter door de stad en had voor het eerst het gevoel dat ik nu eigenlijk net zo lief gewoon naar huis zou gaan. Ik dronk nog maar een cappuccino bij de buren tot het min of meer tijd was om uit te checken. Het hotel liet een taxi komen om me naar Bhaktapur te brengen, een ritje van circa 30 km, maar door het drukke en chaotische verkeer deden we er al gauw een uur over.

Het verkeer in Kathmandu is een hele belevenis: al het verkeer beweegt kriskras door elkaar met totaal onduidelijke regels over voorrang, behalve misschien het recht van de sterkste (of brutaalste); drie auto’s passen best naast elkaar op twee banen; het onafgebroken getoeter wordt een brij van herrie, waarmee de hele waarschuwingsfunctie vervalt. En op je motor kun je werkelijk alles meenemen: je vrouw, je 2 of 3 kinderen, een baby van een paar weken oud, grote zakken rijst, torenhoge stapels karton, een spiegel van 2.00 bij 0.50 m (echt gezien!) of een schaap (ook echt gezien!).

Nadat ik de 1800 NRP entree had betaald (want UNESCO werelderfgoed), reed de taxichauffeur het oude centrum van Bhaktapur binnen. Hij reed door de smalle straatjes en zette me netjes op het oude plein voor het hotel af. Met m’n zware en grote rugzak op de rug beklom ik het steile trapje en probeerde, bukkend, door het lage deurtje te gaan. Dat paste dus geheel niet en ik lazerde bijna achterover, tot groot vermaak van een drietal roze-geklede dames dat naast de deur armbandjes zat te verkopen. De eigenaar van het hotel hielp me binnen en tilde m’n zware rugzak ook verder de steile trapjes op en onder de lage kozijnen door. Overal was prachtig donkerbruin houtsnijwerk. Wat een bijzondere plek, dit 700-jaar oude Newari-gebouw. Ik had aanvankelijk een rustiger kamer aan de achterzijde geboekt, maar mocht eventueel ook een andere kamer kiezen. De eigenaar liet me vol trots ook een iets ruimere kamer aan de straatzijde zien. Dat werd hem! Wauw, wat een mooie plek en stad!! Het eerdere gevoel van die ochtend naar huis te willen was acuut verdwenen.

Ik ging vrijwel direct de oude stad in en dwaalde door de oude straatjes en pleinen. Wat een verademing na Kathmandu! Wat fantastisch dat ik hier nog anderhalve dag kon zijn. Overal zaten, sliepen en hingen mensen in de schaduw. Als er iets is dat me echt is opgevallen in Nepal, is het dat iedereen in een soort wachtstand staat…. Of beter “zit”, of “ligt”. Er wordt veelvuldig gehangen en gewacht… zonder iets te doen… Het lijkt erbij te horen, dat vertraagde leven. Hoe anders dan thuis, waar alles op hoog tempo gaat en ik eigenlijk altijd in actie ben.

De stad was prachtig met al die oude gebouwen, nauwe straatjes, prachtige pleinen en tempels. Maar misschien vond ik al die kleurrijke mensen nog wel veel mooier. M’n camera maakte overuren in elk geval, waarbij ik wel respectvol wilde zijn en niet te zijn als die ene lompe, blanke toerist, die een oudere dame op twee meter afstand, recht in het gezicht, ongevraagd, fotografeerde. Hoe anders deden de Chinezen het: die namen gewoon hun eigen figurant mee.

De Chinezen namen gewoon hun eigen figurant mee en schoten vervolgens allemaal hetzelfde plaatje

’s Avonds at ik in de patio van het restaurant van de plek waar ik logeerde. Een erg leuke en sfeervolle plek, maar ik zat er nagenoeg alleen. Ik at er m’n laatste dal bath, waarbij vooral de dikke yoghurt typisch Newari was (en erg lekker!).

Na eten ging ik nog even naar buiten om foto’s van het verlichte plein en de gebouwen te maken. Ik had natuurlijk geen statief meegenomen, maar een krukje volstond ook. En dus sjouwde ik met een stoeltje van het restaurant over het plein. Tot grote hilariteit van de eigenaar van m’n guesthouse, begreep ik de volgende dag. Hij had z’n stoeltje buiten gemist en vroeg zich af waar dat gebleven was.

Die laatste nacht in Nepal sliep ik onder een klamboe, want de muggen vlogen in grote getalen rond in m’n kamer; dit oude gebouw was beslist niet hermetisch afgesloten.   

21. Een lange rit 7 mei

Vandaag had ik een lange rit voor de boeg en ging ik terug richting Kathmandu. Om 6.30 uur schoof ik als eerste en enige aan bij het ontbijt in het hotel. Ik had een half uurtje om te ontbijten en moest dan richting het busstation, want de bus vertrok al vroeg, om 7.30 uur. Chhiering had een busticket geregeld voor een toeristenbus van Pokhara naar Kathmandu, die maar liefst 4x zo duur was als de busreis met een lokale bus, namelijk wel 1000 NRP (= 7 euro). Voor die 7 euro mocht ik maar liefst 10 uur lang hobbelen in de bus en was ik verzekerd van een zitplek. Dat was me dat 4x dure kaartje dubbel-en-dwars waard ????. De wijze waarop ik de ticket kreeg was overigens wel hilarisch: ik kreeg via whatsapp een (slechte) foto van een papiertje doorgestuurd en dat was m’n bewijs waarmee ik in de bus kon stappen.

Het hotel had een taxi voor me geregeld en die stond al ruim een kwartier voor de afgesproken tijd op me te wachten. Ik gaf aan de taxichauffeur door welke busmaatschappij en busnummer ik moest hebben en zoals ik inmiddels al vaak had ervaren in Nepal (Nepalezen willen je ten allen tijden helpen) ging hij op zoek naar de juiste bus en zette me daar recht voor de deur af. Ik liet m’n telefoon met foto van m’n ticket aan de buschauffeur zien en checkte nogmaals of het inderdaad de juiste bus was, want Chhiering had gezegd dat het een oranje bus was en deze was blauw. De buschauffeur liep met me mee de bus in en wees me de juiste stoel, op de een na laatste rij achterin. Hij bleef nog even met me kletsen en wilde m’n naam weten, waar ik vandaan kwam, wat ik had gedaan en hoe de rest van de reis eruit zag. Ondertussen druppelden er steeds meer mensen de bus binnen: het was weliswaar een toeristenbus, maar ik was toch echt de enige toerist; ook veel Nepalezen kozen toch liever voor een iets comfortabeler manier van reizen op die lange afstanden… ‘íets comfortabeler’…. Want zéker geen luxe en nog steeds totaal onvergelijkbaar met zelfs de meest schrale en uitgeleefde stadsbus in Nederland. Maar ik kon in deze toeristenbus in elk geval zitten zonder dat m’n knieën geplet werden tegen de stoel voor me, al hield het niet over qua ruimte. En er was weliswaar airco, maar die gebruikte de chauffeur pas toen het echt te stoffig werd om de raampjes open te houden. De vering ontbrak nagenoeg en de volgende dag had ik overal blauwe plekken op m’n benen, armen en schouders. De Nepalese hoofdweg van Pokhara naar Kathmandu is denk ik voor 50% onverhard en bestaat uit rotsen, stenen, kuilen en zand: de afstand tussen beide steden is 200 km en daar doe je dan 10 (tien! TIEN!) uur over.

De bus vertrok netjes op tijd. Om na een half uur weer op exact hetzelfde busstation terug te keren. Goed, dit schoot niet heel erg op dus; blijkbaar had ik ook een half uur later nog kunnen instappen. Tijdens het rondje door Pokhara waren er nog diverse mensen her en der ingestapt. En zo was er inmiddels ook een man naast me komen zitten, wat toch wat krap voelde, opgesloten tussen hem en het raampje. Gelukkig had ik er aan gedacht om een klein tasje met spulletjes te pakken, waaronder m’n koptelefoontje, wat te eten en te drinken.

Elk uur á anderhalf uur stopte de bus even en konden mensen naar de wc of wat te drinken kopen. Ik had voldoende mee onderweg en bleef lekker in de bus. De achterste rij direct achter m’n stoel was nog leeg, dus na een tijd verplaatste ik toch maar een plekje naar achteren; het gehobbel zou weinig verschil maken of je nou op de een-na-laatste of op de laatste rij zat. Maar de ruimte om me heen was van korte duur: er stapten zowaar 3 blanke reizigers in en die kwamen naast me op de laatste rij zitten. Na het wisselen van wat woorden in het Engels, bleken het twee Nederlanders (en een Fransman denk ik) en konden we verder in onze eigen taal. Zij waren in Bandipur geweest en hadden er onder andere de wandeling gelopen, die ik aanvankelijk ook van plan was geweest. In m’n hoofd maakte ik een sommetje over de reistijd en kwam tot de conclusie dat ik blij was dat ik Bandipur had geskipt van m’n lijstje. Daardoor had ik m’n reis nu gecomprimeerd tot 1, weliswaar héle lange reisdag, in plaats van 2 iets minder lange, maar nog steeds lange, reisdagen.

Rond een uur of 14 stopte de bus bij een eetgelegenheid langs de weg voor de lunch. Ik kende het fenomeen van de heenweg richting de Himalaya met de jeep: je betaalt een bedrag van 400 NRP (circa 3 euro) en vervolgens kun je rijst, linzen, curry, fried noodles, rauwkost en kip van het buffet pakken. Ik bleef weg bij de kip en de rauwkost, maar de rest zag er goed uit. Ik ging aan het tafeltje bij de Fransman zitten, die in z’n eentje zat. Al vrij direct kwam de buschauffeur naast me zitten en hij begon uitgebreid te kletsen en vragen te stellen. Hij voorzag me nog van yoghurt en een andere curry (hij had blijkbaar een special treatment als chauffeur of ik had eroverheen gekeken bij het buffet).

Rond 17 uur kwamen we eindelijk aan in Kathmandu. Het was een lange, helse en hobbelige rit geweest. Al m’n organen waren ge-reshuffeld en meerdermalen had ik me hard gestoten na stukjes vrije val na een lancering vanaf m’n stoel. Ik stapte behoorlijk gaar uit de bus. Direct stonden er 6 mannen zo ongeveer onder m’n oksel te roepen of ik een taxi nodig had en waar ik heen moest. Tegelijkertijd stond er een groep zwerfkinderen een naakte magere baby onder m’n neus te drukken en ook om m’n aandacht te vragen. Voor het eerst in Nepal werd ik boos en zei dat iedereen weg moest en z’n gemak moest houden. Ja, ik had een taxi nodig, maar NIET NU! Eerst wilde ik m’n tas uit de bus, alles omhangen en dan pas praten. GA WEG! Dat leek te helpen.

Ik onderhandelde met wat chauffeurs. Chhiering had gezegd dat het ongeveer 300 NRP zou kosten naar het hotel in Kathmandu. Maar onder de 400 leek niet te gaan lukken en ik was moe, dus ik vond het allang prima. Door het zotte chaotische spitsverkeer van Kathmandu bracht de taxi me tot vlakbij het hotel. Chhiering had er een kamer voor me gereserveerd naast dezelfde kamer als aan het begin van de reis. Het was een goede beslissing geweest eerst nog een nachtje hier te verblijven vóór ik naar Bhaktapur ging, want ik had echt geen zin gehad nu nog een uur in een taxi te moeten zitten naar een onbekende plek. Ik dronk koffie bij het vertrouwde tentje naast het hotel en at dal bath en dronk een cocktail in het restaurant daar weer naast, ook bekend terrein. Om 20 uur checkte ik online in op m’n vlucht en begon ik in m’n hoofd al na te denken over de reis terug naar huis…..    

      

20. De laatste dag in Pokhara 6 mei

Uitslapen is niet aan mij besteed en dus zat ik ook vandaag alweer vroeg aan een fantastisch ontbijt: toast, omelet, aardappels met groenten en een soort bundeltjes gefrituurde slierten met groenten. Ik had bedacht dat ik eigenlijk nog wel de world-peace-pagoda moest gaan bekijken, aan de overzijde van het meer, hoog in de heuvels. En dus pakte ik, eenmaal terug op m’n kamer, m’n dagrugzak in. Ik treuzelde en twijfelde… eigenlijk had ik helemaal niet zo’n zin. Ook twijfelde ik over de route: de toeristische en eenvoudige oversteek via een bootje, of de langere omweg middels een wandeling van enkele uren. Na het verhaal eerder die week over bloedzuigers daar in het bos besloot ik om toch maar een bootje te pakken. En zo slenterde ik al vroeg langs het meer. Er was genoeg te zien, dus ik zocht een plekje in de schaduw langs het water. Ik vermaakte me prima met kijken, zitten en foto’s maken.

Na verloop van tijd zette ik mezelf er toch maar toe om in de rij te gaan staan voor de bootjes. Als enige toerist werd ik naar voren geschoven richting het verder lege hokje waar de tickets gekocht moesten worden. Na een poosje wachten verscheen er eindelijk iemand, die een prijs noemde van 1500 roepie voor de overtocht. Ik vond het nogal aan de prijs voor zo’n kort stukje van misschien 60 meter varen en vermoedde een toeristenprijs. Ik zocht het bedrag bij elkaar, maar inmiddels was de man weer verdwenen en dus stond ik opnieuw te wachten.  Ineens nam het “geen-zin”-gevoel de overhand en toen ben ik weg gelopen. Ik had ineens helemaal geen zin meer om in zo’n toeristenbootje te stappen, een lange trap te moeten beklimmen die ongetwijfeld weer vol stond met verkopers en andere mensen die iets van me wilden, om daar dan de zoveelste tempel te bekijken. Het verzadigingspunt was blijkbaar bereikt. Ik ben lekker lang cappuccino gaan drinken in het koffiebarretje eerder die week (waar het personeel overigens ook tergend traag was). Daarna maakte ik een tussenstop in het hotel en at ik een banaan en een sinaasappel als lunch.

Halverwege de middag ging ik opnieuw de stad in, maakte foto’s van de prachtige lucht boven het meer en dronk een biertje in een leuk tentje aan het water, met dance-muziek op de achtergrond. Elke minuut veranderde het licht, dus ik bleef opstaan om een foto te schieten.

De mooie luchten waren overduidelijk de voorbode voor slecht weer, dus ik zorgde dat ik op tijd bij een restaurant was. Het werd opnieuw de Roadhouse; ik had zin in pizza en nam een virgin mojito (een gok met het ijs, maar dat was van gefilterd water, zei de serveerster). Daarna nam ik nog een lekkere cappuccino en ging toen de straat weer op. Ik hoopte nog wat foto’s te kunnen maken van de stad bij avond, met lichtjes en natte glinsterende straten. Maar het was droog gebleven. Hmmm jammer. Juist op het moment dat ik dat dacht begon het lichtjes te spetteren. Nou… dat heb ik geweten! Ineens brak de hel los! Wat een water kwam er naar beneden! Fotograferen lukte uiteraard niet meer, maar de laatste 50 m naar het hotel lopen ook niet. Ik werd in een outdoor-winkeltje binnen geroepen om te schuilen. Ik hielp de man zo goed en kwaad als het ging z’n koopwaar binnen te halen en toen liet hij snel de rolluiken zakken. Wat een noodweer! Samen met nog twee toeristen en een Nepalees schuilde ik wel ruim een half uur in het gesloten winkeltje en maakte ondertussen een praatje met de eigenaar van de winkel. Hij bood me zelfs nog een paraplu aan, maar dat vond ik niet nodig. Uiteindelijk was het droog genoeg om het laatste stukje naar het hotel te lopen. De goten stroomden nog gestaag door! Wat een water ging daar doorheen! Ik snapte ineens waarom die goten zo breed en diep waren (ik had er eerder die week bijna m’n nek in gebroken). Een paar oude vrouwtjes konden onmogelijk de enorm grote stap erover heen maken en die konden dus niet anders dan dwars door het water heen te lopen; het water stond denk ik tot halverwege hun kuiten.

Het was de laatste avond in Pokhara en ik was niet alleen. Ik ontdekte een gekko in de badkamer en toen ik hem naar buiten probeerde te helpen, schoot hij juist de kamer in en verdween onder m’n bed. Daar mocht ie blijven zitten van me, op voorwaarde dat hij de mug zou vangen die me eerder die week had lek gestoken.

19. Mountainbiken 5 mei

Ik had achterhaald dat het ontbijt in het hotel al vanaf 6.30 uur werd geserveerd en dus zat ik vandaag om 7 uur al aan het ontbijt. Lekker voor de drukte uit en dat beviel me wel, want dan hoefde ik niet zo lang op m’n koffie te wachten. Hoewel ik wel wat zenuwachtig werd dat ik daar in m’n eentje zat, terwijl het personeel gedienstig heel erg vlakbij me in de buurt bleef. Dat wilde maar niet wennen, terwijl het toch elke keer overal hetzelfde ging: ik zat in m’n ergens iets te eten of te drinken en dan stond iemand van het personeel op maximaal twee meter afstand naast m’n tafeltje om in de gaten te houden of ze me nog ergens mee van dienst konden zijn…  

Strakblauwe lucht en de witte toppen zichtbaar vanaf m’n balkon!

Ik wilde vandaag een mountainbike huren en ging op advies van het hotelpersoneel naar een bike-shop vlak om de hoek. Ik had al in Nederland via Google maps uitgezocht waar ik in de omgeving van Pokhara het terrassenlandschap zou moeten kunnen zien. Daar op de fiets heen leek me veruit het makkelijkst: lopen was geen optie (want te ver) en me daar door een taxi laten afzetten kon wel, maar hoe kwam ik dan weer terug (want afgelegen gebied). Een mountainbike huren was dus ideaal en bovendien leuk. Ik liet zien welke route ik wilde fietsen en wilde vooral weten of de weg er naar toe een beetje te doen was, of dat er teveel verkeer op zou rijden. Dat moest geen probleem zijn. Ik koos voor een hardtail Giant, maat L. Hij fietste verrassend lekker! Natuurlijk was het wennen dat m’n voeten los zaten maar het voelde toch echt wel snel vertrouwd. Ook het links fietsen wende snel.

M’n fiets voor die dag en een prachtige groene emmer op m’n hoofd

Ik fietste eerst 15 km over de weg langs het meer; regelmatig was het asfalt onderbroken en reed ik over stukken vol modder, kuilen en rotsen. Ik kwam door dorpjes, waar niet veel toeristen kwamen, er werd geregeld naar me gezwaaid. Toen hield het asfalt op en ging ik een onverhard pad op de bergen in. Het was een breder pad vol kuilen, rotsen, keien en stukken waar ze geprobeerd hadden verharding aan te brengen door stenen neer te leggen, maar daardoor was het juist alleen maar ontoegankelijker geworden. Op sommige stukken was het veel te steil voor me (de fiets had maar 1 voorblad en slechts 7 of 8 versnellingen achter) en dan moest ik lopen. Ik zweette me een ongeluk, want het was ongelooflijk warm. Het doel was vandaag om de terrassen te zien en daarvoor moest ik stevig de hoogte in (richting 1.500 meter, komende vanaf 900). Het was een zware, maar fantastische fietstocht, vooral omdat je aan alles merkte dat hier weinig toeristen kwamen; de mensen reageerden veel vriendelijker. Een grappig moment was toen er twee meisjes (zusjes) naast me kwamen staan toen ik een foto van het landschap maakte. De oudste wilde weten waar ik vandaan kwam en hoe ik heette. Ik vroeg hoe zij heetten. De oudste spoorde vervolgens de jongste aan om om chocola te vragen (op de een of andere manier denken alle kinderen hier dat toeristen altijd chocola mee hebben…. Maar mijn chocola lag dus gewoon nog in Kathmandu omdat m’n tas te zwaar was en ik dat moest achterlaten). We babbelden nog wat en ik vroeg vervolgens of ze misschien op de foto wilden. Spontaan trokken ze hun meest coole gezicht, inclusief gebaren. Zelfs in de bergen zijn de meisjes zich bewust van hun imago. In ruil gaf ik ze beiden een armbandje dat ik de voorgaande weken had gemaakt. Vervolgens kwam nu opa (?) er aan en ze lieten enthousiast hun armbandjes zien. Ik wisselde nog wat woorden (of gebaren eigenlijk) met de oudere man. Het waren juist deze momenten die m’n reis zo bijzonder maakten!

Aanvankelijk was ik van plan een rondje te fietsen, maar ik zag donkere wolken komen en had ook wat twijfel over de eventuele (on)mogelijkheden om echt rond te fietsen. Wat ik niet wilde was dat als ik eenmaal de afdaling had ingezet, er vervolgens achter moest komen dat het pad ophield ofzo. Ik nam het zekere voor het onzekere en nam dezelfde weg terug, ondanks dat ik wist dat er echt hele stenige (en dus riskante) stukken tussen zaten. Maar ik ontdekte al snel dat ik het nog kon, afdalen over rotsige paden! Zelfs op een hardtail! Zelfs met m’n voeten los. En zelfs met de remmen links en rechts omgekeerd.

Veel sneller dan ik omhoog gefietst was, kwam ik met een grote grijns weer beneden op de asfaltweg uit. Ik fietste de 15 km terug richting Pokhara, inmiddels flink rood verbrand. Ik stopte bij een stalletje waar ik een fles water haalde. Het vrouwtje sprak geen woord Engels en ik had geen idee wat ik er nu voor moest betalen. Ik gaf 100 roepie en ze moest vervolgens wisselgeld halen aan de overzijde. Ik kreeg een handvol papiergeld terug en had geen idee wat ik uiteindelijk voor het water heb betaald. Ik moest op het plastic stoeltje tegenover haar gaan zitten. Onze communicatie bestond uit niet meer dan naar elkaar glimlachen. Ze bood me druiven aan, maar die heb ik vriendelijk afgeslagen; het beeld van Floortje Dessing doodziek in India/Nepal na het eten van een stukje fruit in het achterhoofd.

Rond een uur of 15 was ik terug bij de bikeshop met ruim 45 km op de teller. Wat een toffe ervaring en wat een goed idee om zo wat makkelijker grotere afstanden af te kunnen leggen en meer te zien!! 
’s Avonds had ik honger als een paard en at ik een westerse maaltijd: een hamburger met frietjes.

Dit ging er wel in na een dagje fietsen
Pokhara na regen

18. Chillen in Pokhara

Ik had niet helemaal meegekregen hoe laat het ontbijt nou precies beneden in de centrale ruimte van het hotel was, dus ik wachtte tot een tijdstip dat het zéker okee zou zijn. Iets voor half 9 kwam ik de trap af en toen was het behoorlijk druk. Ik vond een plekje aan het raam en schoof daar aan met een vol bord met toast, een gekookt ei, curry, chapati en tot slot ook nog een vers gebakken wafel. Het smaakte fantastisch na twee weken pannenkoek ’s ochtends. Ik raakte aan de praat met de mensen vlak achter me, een Nederlands(zij)-Nepalees(hij) gezin. Ik vroeg of ze nog tips hadden voor het avondeten (gezien ze twee kinderen mee hadden, zouden ze op safe gaan nam ik aan). Ze verwezen me naar een restaurant in dezelfde straat als het hotel, waar ze schijnbaar fantastische dal baht hadden. Na het ontbijt besloot ik eerst een shirtje, hemdje en wat sokken en ondergoed te wassen, zodat dat buiten kon drogen. Na drie keer naspoelen gaf ik het op: er kwam nog steeds pikzwart water vanaf. Voor nu was het goed genoeg vond ik. Ik had verder geen plannen, behalve rondkijken in Pokhara, uitgebreid koffiedrinken en op souvenir-jacht.

Vanaf het balkon zou ik zicht hebben op de bergen…. maar nu ff niet
Bootjes kijken

Voor de lunch streek ik neer bij een koffiebarretje waar ik goede recensies over had gelezen. Ik at er een pita met falafel en humus, onder het toeziend oog van een Boeddhabeeld dat naast m’n tafeltje stond. Was ik toch niet helemaal alleen. Na de lunch slenterde ik terug naar het hotel om m’n oogst weg te brengen (een shawl voor Jacqueline, NorthFake-petjes voor de mannen, portemonnees voor de dames en twee sinaasappels voor mezelf). Ik hield een korte break, regelde een busticket voor de terugreis naar Kathmandu en dook toen opnieuw de stad in voor het andere deel van de hoofdstraat en de boulevard. Daar eindigde ik op dezelfde plek als waar ik een dag eerder koffie had gedronken en trof daar opnieuw de mannelijke helft van het Nederlandse stel van de Manaslutrekking. Ik bestelde een Gorkha-bier en kreeg er een bak popcorn bij. We kletsten wat, tot z’n vriendin terug kwam van de massage. Ik bleef alleen achter op het grote dakterras en genoot van de zonsondergang. Ik maakte een praatje met de serveerster en liet haar later de foto zien die ik even gauw aan de waterkant was gaan maken, toen de zon en een bootjes wel voor een erg fraai beeld zorgden. Ze zag de foto van de kinderen op m’n startscherm van m’n telefoon en wilde daar vooral ook meer over weten. Grappig hoe makkelijk je toch elke keer weer een gesprek hebt als je alleen reist. Ik vond het echt een eye-opener!

Op de boulevard was het druk: overal flaneerden en poseerden sjiek geklede Nepalese toeristen, er slenterden hippies in wijde harembroeken en sportieve outdoortypes in korte broek, er waren vele oude vrouwtjes met stalletjes met verkoopwaar, er brandden vuurtjes waarop mais werd geroosterd, er zaten stelletjes in het gras, jonge dames maakten selfies met bootjes op de achtergrond…. Er viel een hoop te zien en dat was prima vermaak.

Ik besloot dal bath te gaan eten bij het restaurant dat me was aangeraden en ik kwam een volledig lege tent binnen. Op 4 mensen na…. Het Nepalees-Nederlandse gezin. Ze nodigden me direct bij hun aan tafel uit. Dat was natuurlijk veel gezelliger dan alleen eten. We deelden een fles bier (want 600 ml en ik had er al een op) en bestelden allemaal dal bath. Waar zij nergens last van leken te hebben, stroomde bij mij het zweet over m’n gezicht. Dit was by-far de meest pittige dal bath tot nog toe! We kletsten over onze ervaringen tot nog toe en de verdere reisplannen. Ik was natuurlijk vooral geïnteresseerd over het reizen met kinderen naar Nepal, want tsja… de gedachte om de kinderen ook eens mee te nemen naar dit indrukwekkende land was natuurlijk al wel voorbij gekomen. Wie weet in de toekomst….?

Overdag westerse lunch met pita, humus en falafel
’s Avonds Nepalese dal bath

17. In m’n eentje verder

De dag startte met een superlekkere bananenpannenkoek, lekker buiten in de zon. Het was weer erg fijn om in korte broek te lopen, na alle koude dagen (eerlijk is eerlijk: zolang ik in beweging ben kan ik heel goed tegen kou, maar zodra ik stil zit vind ik kou gewoon ellendig).

Voor de laatste keer de rekeningen opmaken na een heerlijk ontbijt
De jeep stond, weer schoongepoetst, voor ons klaar

Er stond een blinkend witte jeep klaar voor ons vervoer. Blijkbaar had Chhiering de chauffeur gisteren de opdracht gegeven de auto te poetsen. Hahaha, hij is een strenge opdrachtgever. Voor een paar uur reden we verder het dal uit. Langzaamaan werd de omgeving geciviliseerder en de wegen (paden) wat beter. Er zou een moment komen dat ik in m’n eentje uit de jeep gezet werd, maar ik wist niet waar en wanneer. Ik dacht er nog maar niet teveel over na. Toen, in een wat grotere en drukkere plaats (Dumre misschien?)  was het eindelijk zover. Chhiering ging op zoek naar een tourist-busmaatschappij die mij naar Pokhara kon vervoeren. Dat lukte niet en het werd een lokale bus. Okeeeee….

Een laatste blik op de witte bergtoppen
Tijd om afscheid te nemen van m’n reisgenoten en in de bus verder

Samen met Lakpha zorgde hij dat ik op een stoel bij een open raampje kwam te zitten en plantte m’n enorme rugzak op de stoel naast me. Ik zat met m’n knieën volledig klem tegen de stoel voor me en aan weerszijden zat ik klem tussen m’n tas en het raampje. M’n dagruzak had ik op schoot. Kortom, ik kon geen kant op.

Ondertussen druppelden er steeds meer mensen de bus binnen. En nog meer. En nog meer. Af en toe kwamen er ook nog verkopers de bus binnen of ze probeerden je via de open raampjes van alles te verkopen. Tegen de tijd dat de bus vertrok, was het al behoorlijk vol. En zo begon er een nieuw avontuur: in m’n eentje nog een week op reis door Nepal! Met de eerste ervaring in een overvolle lokale bus… dat waarvan iedereen altijd zegt: probeer lokale busreizen te vermijden, want gevaarlijk en te druk. Nou, ik heb het maximaal kunnen ervaren! En had daardoor geen tijd om m’n trekkingmaatjes te missen. Na een paar uur (de mensen stonden inmiddels ook hutje-mutje in het gangpad) stopte de bus ineens en ging iedereen eruit. Ik bleef wat vertwijfeld zitten, wat is nu de bedoeling? Want we zijn zeker nog niet in Pokhara! Om de een of andere reden moesten we allemaal in een andere bus stappen. Wanhopig stond ik bij de deur met m’n twee rugzakken…. Hier pas ik onmogelijk nog bij!!! Een vrouw stond op om plaats te maken voor me, ik voelde me er ongemakkelijk bij, maar zag ook geen andere oplossing dan toch gebruik te maken van het aanbod. Met behulp van andere reizigers tilde ik m’n rugzak naar voren en zette hem op het lege plekje op het bankje. Zelf paste ik er met 1 bil netaan naast. Voor m’n voeten was geen plek, behalve als ik op m’n tenen bleef staan. M’n dagrugzak hield ik op schoot. Ik was ingestapt bij een buschauffeur-from-hell…. Hij reed als een gek en stopte telkens abrupt als de jongen, die aan de buitenkant hing, een klap op de zijkant van de bus gaf. Ik had een plekje waarbij ik opzij reed en doordat ik zowel m’n voeten als m’n billen niet goed kwijt kon, zat ik verre van stabiel. Ik kon met 1 hand een vies stoffig randje van een discutabel kastje boven m’n hoofd vasthouden. En ondertussen hield een vrouw, die achteruit reed, zich vast aan mijn blote knie. In de bus was het drukkend heet (want geen airco) en doordat de raampjes open stonden, ademde ik constant zand, stof en uitlaatgassen in. Al met al een zotte situatie die je in Nederland onacceptabel zou vinden, maar waar ik nu inwendig om grijnsde en stiekem toch van genoot.

Stofhappen en uitlaatgassen inademen bij het raampje
Hier zat ik nog fatsoenlijk…. tot ik in een andere bus moest…

Gebutst, gekraakt en gesloopt kwam ik aan in Pokhara en regelde daar een taxi die me naar het hotel kon brengen. Er stonden zich 6 mannen mee te bemoeien; ik had al een prijs afgesproken en ik zat al in een taxi, dus ik snapte niet heel erg waarom iedereen rondom de auto stond en aan me bleef vragen om een adres en telefoonnummer van het hotel. Ik had toch echt maar 1 chauffeur nodig en dan bij voorkeur diegene bij wie ik nu in de auto zat. De beste man had geen idee waar ik heen moest, maar ik had allang een paar keer gezegd dat ik de routebeschrijving had. Uiteindelijk loodste ik hem zonder problemen door de straten en het verkeer van Pokhara.

Het hotel was pure luxe na de afgelopen weken! Ik had een groot tweepersoonsbed met een heerlijk matras, ik had een eigen warme douche en toilet…. En ik had een balkon! De douche was een genot, eindelijk goed m’n haren en alle stof en viezigheid van m’n lijf wassen!

De ontbijtzaal, totaal anders dan de lodges
Oooo… dat bed!!!
Een heerlijk balkon

Ik liep naar het meer en ben daar eerst lekker cappuccino gaan drinken. Genieten! Zowel van de goede koffie als het prachtige uitzicht op het meer. Stomtoevallig trof ik daar het Nederlandse stel dat we eerder tijdens de trekking ook al tegen waren gekomen (zij liepen met Zwitsers). We kletsten wat en ik vroeg of ze nog tips hadden voor het avondeten. Het werd een pizza, vlakbij m’n hotel om de hoek.

Hier hou ik het wel een paar dagen uit
Cappuccino met dit uitzicht!! Genieten!

Wat ik zo snel zag van Pokhara, was dat het een leuke stad was, met een ontzettend fijne sfeer. Dat zou wel goed komen de komende dagen!

16. Goa-Daraphani-Ngadi 2 mei

De allerlaatste loopdag was aangebroken. We zouden slechts 3 uurtjes lopen, dan lunchen en daarna in een jeep stappen om verder het dal uit te rijden. Het zat er nu echt bijna op.

Ik had deze nacht weer een kamer alleen gehad en met een eigen toilet. Daar was ik ontzettend blij mee, want ik was wederom in de waterfase terecht gekomen en moest om de haverklap richting toilet. Ik was dan ook blij met m’n privacy.

Tot onze grote verrassing en tegen de voorspellingen in was het gestopt met regenen en scheen er zelfs een zonnetje. We konden dan ook lekker buiten aan een picknickbank ontbijten. Ik at de lekkerste apple-pancake van de hele trekking, opgesierd met suiker en kaneel. Mmmm.

Mijn gebruikelijke ontbijt: appelpannenkoek, buiten in de zon!

Om 9 uur verlieten we de lodge over het brede pad dat erlangs liep. De route bleef vandaag zo gemakkelijk: eerst over het brede pad en daarna over een jeeproad, de rivier volgend. Ik speelde haasje-over met de Duits-Oostenrijkse groep; telkens als ik een foto maakte gingen ze me voorbij, waarna ik hen weer moest passeren. M’n 3 wandelmaatjes hadden er weer goed de pas in, zodat ik eigenlijk voortdurend achter de feiten aan liep, omdat ik toch echt af en toe een foto wilde schieten. Daarvoor namen we wel wat uitgebreider de tijd bij zo’n beetje de laatste hangbrug en het laatste moment dat we witte bergtoppen zagen.

Het landschap kreeg weer kleur, de beplanting werd fris groen, ik hoorde weer vogels fluiten. Ik genoot ervan en vond het wel prima zo in m’n eentje achteraan. M’n buik bleef wel de hele tijd krampen en ik keek uit naar een plekje langs het brede pad. Dat viel nog niet mee, dus zodra ik wat varens en bosschage zag greep ik m’n kans. De anderen liepen te ver vooruit om een seintje te kunnen geven. Toen ik klaar was hoorde ik Chhiering al roepen: “Samanthaaaa!!!”. Ik kwam tevoorschijn uit de bosjes. Chhiring vertelde daarna de hele dag aan iedereen de (in zijn ogen) ontzettende grappige situatie en lachte zich elke keer weer een breuk. 😉

We kwamen aan bij de plaats Daraphani, waar we zouden lunchen. We waren via een nogal ingewikkelde route de rivier overgestoken en op enig moment was ik de groep zelfs even kwijt. We liepen het dorp alweer bijna uit en ik begon me bijna af te vragen of we wel daar gingen lunchen, toen we bij het allerlaatste gebouw stilhielden. Volgens Chhiering moesten we daar echt veg-egg-cheese-lasagne eten. Dat klonk als muziek in de oren; we hadden allemaal vreselijk veel zin in lasagne. Met veel zorg en overduidelijke trots werden de fraai opgemaakte borden met de lasagne gebracht: dikke slierten pasta, met rode saus, stukjes wortel en een gekookt ei erbovenop. Het leek in niks op lasagne en we moesten er dan ook hartelijk om lachen met z’n vieren… we hadden echt iets heel anders verwacht ;-). Mij smaakte het al met al niet zo erg, maar dat kwam vooral omdat ik last had van m’n buik.

Het laatste loopstukje naar Daraphani
Lasagne???

Na de lunch stond er een jeep voor ons klaar die ons nog een paar uur verder zou vervoeren het dal uit. Chhiering had het erover gehad dat we dan op het dak konden zitten. Dat leek ons wel gaaf. Maar de pret ging niet door: het was gaan regenen en belangrijker: het was inmiddels verboden. Dat snapte ik wel toen we eenmaal met z’n zevenen een paar uur lang over het knollenpad heen stuiterden. Niet te doen! Het pad was een glibberende modderbende vol diepe kuilen en grote rotsblokken. Onze chauffeur (die om de een of andere reden paars haar had) reed keurig. Dat schepte in elk geval vertrouwen, want hier en daar was de weg mega-smal, reden we vlak langs de rand en kwamen we ook nog tegenliggers tegen of opgefokte achterop komende jeeps die op onmogelijke plekken wilden inhalen. Onderweg stopten we nog bij een waterval. Met trappen kon je tot helemaal beneden toe lopen, maar ik vond halverwege wel goed genoeg en had dat eigenlijk vooral gedaan om Chhiering te plezieren. De anderen deden überhaupt geen moeite en bleven boven bij de jeep. Iedereen had voor nu eventjes genoeg van inspanning.

Ik had bij de lunch m’n donsjas aangedaan, omdat het frisjes was in de lodge. Maar na een paar uur dalen met de jeep, was de temperatuur gaan stijgen en had ik het inmiddels veel te warm. We kwamen aan bij de lodge in Ngadi, waar we zouden overnachten. Chhiering had al gewaarschuwd dat de lodge niet zo luxe was als die in Goa, maar dat vooral de tuin heel bijzonder was. En daarin had hij absoluut gelijk: het was een groene oase vol bloeiende planten en overal overdekte zitjes. De hogere temperatuur en de vele kleuren voelden als een verademing na al het grauw, grijs en kou (terwijl ik daar ook echt van had genoten). Verder was er een normaal zittoilet, maar die was zo laag, dat het hurktoilet net zo comfortabel en in elk geval frisser was. Maar de wasbak buiten met echte zeep was toch wel pure luxe ineens!

Een groene oase en hogere temperaturen bij onze laatste lodge
Proosten op de mooie en succesvolle trekking

Ik deelde deze laatste nacht weer de kamer met Sjoerd. Er stonden drie bedden met gekleurde klamboes erboven en verder was het net als altijd: houten schotjes, kieren en deuren die niet goed sloten. Het was wel het slechtste-bed-ever: het was niet meer dan een houten plank met een soort dikke deken erop dat voor matras moest doorgaan, maar daar in de verste verte niet op leek. 

Het eerste wat ik deed toen we bij de lodge aankwamen was iedereen bellen: eerst de kinderen die bij opa en oma waren en daarna Jasper. Wat fijn om iedereen weer even te zien en spreken na 4 dagen geen contact, terwijl daar wel het spannendste onderdeel van de pas-oversteek in zat. De kinderen vroegen zich af of ik allemaal viezigheid in m’n gezicht had, wat bij mijn weten niet zo was. Blijkbaar zag ik er dus nogal ‘geleefd’ uit na deze twee weken in de bergen lopen.

Na het facetimen sloot ik aan bij ons groepje om te proosten op onze succesvolle trekking. Samen met Chhiering en onze porters Gelbul en Lhakpa dronken we bier en hadden we veel lol. Het was leuk dat ze nu op deze laatste dag deel uitmaakten van onze groep en niet weer ergens achteraf verborgen in een keuken zaten. De gedienstigheid en bescheidenheid (wat neigt naar onzichtbaarheid) hoort helemaal bij hun cultuur en rol, maar ik kon er maar niet aan wennen. Voor ons is samen eten en drinken juist een sociaal gebeuren, dat zorgt voor verbinding. Ik vond het stiekem jammer dat er nu pas op de laatste dag ruimte was om met elkaar te eten, lol te hebben en een diepgaander gesprek te voeren. Chhiering vertelde bijvoorbeeld uitgebreid over z’n tijd in het klooster, waar hij aanvankelijk werd opgeleid tot monnik. Gedurende de opleiding zijn er wat keuzemomentent en hij is uiteindelijk weg gegaan uit het klooster, onder andere vanwege ziektes die hij daar kreeg (huidziekte) en de leefomstandigheden. Hij leefde nu nog steeds Boeddhistisch, maar was blij dat hij zich had weten te ontworstelen.

Ik vond dat we het ontzettend hadden getroffen met onze gids en porters. Het was ook mooi om te zien hoe de rol en houding van Chhiering was veranderd toen onze Nederlandse gids Sander de groep moest verlaten. Hij kwam veel meer op de voorgrond, bescheiden als altijd, maar minder onzichtbaar. Om te schetsen hoe het er tijdens zo’n trekking in Nepal aan toe gaat: de gids zorgt voor de overnachtingsplekken, soms worden de dragers daarvoor al vooruit gestuurd; de kamers worden gecheckt en als deze bijvoorbeeld naast een toilet blijken te liggen, wordt er een andere kamer geregeld; de gids en dragers nemen onze bestellingen voor eten en drinken op, regelen zout/ketchup/suiker et cetera…. Je mag vooral niet zelf opstaan om het te pakken of regelen; ze zorgen dat eerst iedereen te eten heeft, ruimen de tafel af en gaan dan pas zelf in de keuken eten; ze lopen het liefst achterop je hielen, zodat ze je kunnen opvangen als je mocht vallen; Chhiering heeft tig keer onze permits moeten laten zien, maar ik heb niet één keer gezien waar en wanneer; hij zorgde elke dag dat de rekeningen betaald werden en iedereen gepast z’n wisselgeld terug kreeg; het is absoluut not-done om tassen nat te laten worden, dus daar wordt heel goed opgelet. Kortom, je wordt volledig ontzorgd… dat was nogal wennen voor een zelfstandige vrouw die het liefst zelf haar boontjes dopt ????.

Toen Sander nog meeliep, liepen de porters met onze tassen vooruit en zagen we ze nauwelijks. De laatste dagen waren ze met ons meegelopen en hadden we dus iets meer contact. En deze laatste dag… het was zo gezellig, wat een leuke groep waren we met elkaar! Dat straalden we blijkbaar ook uit, want al snel stond er een Fransman aan tafel om te vragen hoe laat we naar bed gingen en of we vanavond mee wilden feesten met muziek. Dat klonk gezellig en ook ergens wel onontkoombaar, gezien ook hier de hutjes uit dunne wandjes bestonden.

Onze maaltijd bestond deze avond uit dal bhat, mét kip dit keer (dat kon geen kwaad volgens Chhiering en ik was toch nog steeds aan de diarree, dus ik geloofde het wel zo onderhand). Dit was met stip de lekkerste dal bhat ooit en ik at er dan ook veel te veel van. Daarbij nog het nodige bier (in Nepal zijn de flessen 600 ml!) en m’n maag knapte zowat. We dansten met de grote groep Fransen (en Belgen?) en de Nepalese gidsen en dragers. Het was een gezellige avond en er heerste een euforische stemming. Afwisselend werd gekozen voor Nepalese, Franstalige en Nederlandse muziek. Sjoerd had zich ondertussen, na een groen pepertje (wat een hilarisch tafereel opleverde), raksi laten aansmeren, een Nepalees drankje op basis van rijst. Nog nooit zoiets vies geproefd, behalve misschien dat drankje uit IJsland. Van de raksi had ie de volgende dag wel wat spijt. Hij sliep er wel goed op, want toen hij rond 23 uur naar bed kwam, viel hij als een blok in coma. Al met al was het een mooie afsluiting.

15. Bimthang (3.750m)-Goa (2.515m) 1 mei

Midden in de nacht was ik nog naar de wc geweest (ik koos voor het hurktoilet buiten, i.p.v het zittoilet dat aan onze kamers grensde, omdat die frisser was en meer privacy bood, gezien er een groot raam in de deur zat, zonder glas of gordijn) en had toen al gezien dat het sneeuwde. Dat zag er weinig veelbelovend uit voor de volgende dag.

Onze kamer lag naast die van de Oostenrijkse/Duitse groep. Zij stonden voor 6 uur al op en dus waren wij ook vroeg wakker. Voor het eerst tijdens de trekking mochten we met z’n vieren in de keuken eten, lekker warm bij de kachel, gezellig en ontzettend leuk om te zien. We aten chocolade-pancake. Maar geen idee waar de chocola was. De pannenkoek was wel mega-dik in elk geval en lag als een blok op m’n maag. Sowieso was ik weer een fase teruggezakt in het diarreegebeuren. Superirritant.

Ontbijt in de keuken, warm bij het vuur
Bij uitzondering in dezelfde ruimte als onze gids en dragers

We hoorden de weersvoorspelling voor de komende dagen: het zou drie dagen sneeuwen/regenen. Ook hoorden we dat de Larkya La Pass de afgelopen avond dicht was gegaan; er was nog ruim anderhalve meter sneeuw bij gevallen. We hadden in die zin dus echt wel mazzel gehad; een dag later en we hadden kunnen omkeren. 

Om 9.30 uur startten we in de sneeuw met onze tocht: ongeveer 4 uurtjes lopen en vooral dalen. M’n knieën moesten er een beetje inkomen, nadat we de dag ervoor ook al veel aan het dalen waren geweest. Een hele tijd liepen we in een witte wereld en sneeuwde het constant. Van de beloofde hoge pieken en de Manaslu was wederom niks te zien. Na verloop van tijd, toen we laag genoeg waren, ging de sneeuw over in regen. En de wereld werd tegelijkertijd ook groener. We gingen een prachtig bos in, met bomen met mos en bloeiende rhododendrons. Prachtig! Ondanks de regen pakte ik toch een paar keer m’n camera uit m’n tas, maar lang niet zoveel als ik had gewild. Er werd weer stevig doorgestapt door m’n reisgenoten. Ik deed het iets rustiger aan, want ik wilde toch echt ook een beetje om me heen kijken en dat lukt niet als je zo snel mogelijk de afstand wil afleggen over een technisch paadje vol rotsen. Ik deelde vandaag duidelijk niet het competitiegevoel van de anderen. Chhiring bleef bij me in de buurt en genoot van mijn enthousiasme over de bloeiende rhododendrons. Hij moedigde me aan een foto te maken van een mooie boom, terwijl hij ondertussen m’n rugzak met knaloranje regenhoes in m’n beeld zette en er zelf pontificaal naast ging staan in z’n blauwe plastic zak. Ik moest er inwendig erg om lachen en maakte voor hem toch maar de foto (hij deed zo z’n best).

Na 2enhalf uur lopen dronken we thee en probeerden we onze kleding te drogen bij de kachel. Het was ellendig om daarna de natte kleding weer aan te trekken. En dat voor slechts 3 kwartier, want dan zouden we wéér stoppen en lunchen. M’n knieën hadden ook moeite met het stoppen en weer opstarten. Voor de lunch had  Chhiring alvast vooruit dal bath besteld; hij vond het blijkbaar tijd worden dat we nu toch echt eindelijk eens aan de dal bath zouden gaan. Het was superlekker! De ruimte in de lodge was krap, samen met 4 anderen (een Nederlands stel en een Zwitsers stel), vooral omdat overal natte kleding en rugzakken lagen, stonden en hingen, zoveel mogelijk rond de kachel. We waren net klaar met eten toen ook de Amerikaanse groep nog binnenkwam. Dat paste nauwelijks (bovendien komt er dan ook wel wat binnen….. bescheidenheid is ze vreemd). We trokken dus gauw onze nog drijfnatte kleding aan om het laatste uur te lopen. 

Chhiering ging met de beste bedoelingen precies in m’n beeld staan
Ik was dolgelukkig dat de rhodo’s nog bloeiden!
Kleding proberen te drogen tijdens de theepauze
Chhiering vroeg of ik een staartje wilde maken, zodat z’n natte haren niet in z’n ogen hingen… ik voelde me een echte moeder…

In de lodge kregen Sjoerd en ik elk weer een eigen kamer. Eigenlijk wel fijn. En nog beter: we hadden een eigen (hurk)toilet en dat was gezien mijn verslechterende hoedanigheid best welkom! Verder was het een ijzigkoud hokje. Ik spande een waslijntje om m’n natte zooi op te hangen, maar ik had er weinig vertrouwen in dat het zou drogen. De lodge had geen kachel, dus daar drogen was ook geen optie. Helaas had de lodge ook geen WiFi; het was inmiddels maandag en sinds vrijdag had ik geen contact meer gehad met het thuisfront. Ik wilde eigenlijk graag laten weten dat alles okee was en dat ik goed de pas over gekomen was… Chhiring bood aan om met zijn telefoon een sms te versturen, waar ik dankbaar gebruik van maakte. Het duurde lang voordat het berichtje verzonden werd, maar het lukte! En Jasper stuurde gelukkig een sms ter bevestiging terug. Ik was er erg blij mee.   

Wel kerstlampjes, geen wifi of houtkachel
Ook buiten kerstlampjes

De middag brachten we door met thee en appelcider / bier drinken, pinda’s en popcorn eten en armbandjes maken, foto’s uitwisselen en lezen. Alles met een dikke jas aan en een muts op ons hoofd. ‘s avonds ging de pizza er goed in. We hadden nog maar één loopdag te gaan; het einde kwam in zicht!

14. Dé dag: Larkya La pas (5.160m)

Ruim voor onze wekker ging, waren we natuurlijk allang wakker geworden door het luidruchtige opstaan van de andere groepen. Ik deed nog een laatste wissel van kleding en besloot toch maar om m’n thermolegging niet aan te trekken, maar een regenbroek over m’n broek heen te doen. De spikes gingen in m’n eigen rugzak en verder genoeg eten en warm water. Het werd er allemaal niet lichter op. Als ontbijt had ik voor noodlesoep gekozen. Dat vond iedereen maar raar, maar het ging er goed in. En toen was het tijd om te vertrekken, om 5 uur ’s ochtends! Chhiering zou bij Sjoerd en Karianne blijven. De broer van Chhiering, Lakpa, zou met mij lopen en de andere porter met Marleen.

In alle vroegte met hoofdlampjes aan op pad

Het had ’s nachts stevig door gesneeuwd, dus het pad begon al gelijk glad over stenen en aangevroren stukken sneeuw. Ik moest er even in komen. Zeker zo in het donker met hoofdlampjes op. Die overigens al vrij snel uit konden. 
Ik probeerde rustig te starten, want de dag was lang en de hoogte maakte het zwaar. Maar op den duur kwam ik in een lekker tempo en liepen Sjoerd, Karianne en ik met Chhiering voorop. Marleen had het wat zwaarder en liep wat rustiger, samen met de twee porters. Onderweg zagen we een flinke lawine, redelijk dichtbij. Indrukwekkend! Gelukkig was het wel ver genoeg, hoewel we wel degelijk de stuifsneeuw en de ontstane sneeuwwolk over ons heen kregen. Een bijzondere ervaring en het maakte weer even duidelijk dat we toch wel met iets stoers bezig waren.

We liepen verder omhoog en aan het einde van de bergkom hing een donkergrijze wolk; die beloofde duidelijk meer sneeuw. Alle bergtoppen lagen verscholen in het dikke wolkendek. Wat ontzettend jammer! Geen blauwe luchten, met witte bergtoppen en mooie vergezichten, maar een grijswitte wereld… want inderdaad ging het sneeuwen en daar hield het niet meer mee op tot onze eindbestemming.

Een witte wereld, maar nog wel droog en wat uitzicht
Heel even piepen de witte toppen door het wolkendek

De klim naar de pas zou drie tot vijf uur duren: drie uur bij makkelijke omstandigheden (weinig sneeuw, droog, zonnig) en vijf uur bij moeilijke omstandigheden (diepe sneeuw en slechtere weersomstandigheden). Bij ons lag er direct vanaf start sneeuw en we moesten soms echt heel diep door de sneeuw ploegen. Daarbij sneeuwde het en stond er een harde ijzige wind. Kortom, de koers lag op vijf uur klimmen en om 10 uur op de top. 

We hadden een lekker tempo en we haalden de ene na de andere groep in. We kwamen achter de eerste groep porters terecht die het pad uitstampten. Op den duur liep die hele groep verkeerd en moest Chhiering ze terugroepen. Zo kun je dus gauw verkeerd lopen als alles onder een dik pak sneeuw ligt en je zicht beperkt is. Ook bleek dat Chhiering écht heel ervaren was; dat gaf vertrouwen.

De hoogte, de weersomstandigheden en de flinke hoeveelheid sneeuw maakten het zwaar. Door het stappen in de sneeuw, voetje voor voetje in een tergend traag tempo, kwam ik bijna in een soort tranche. Het was net of alle zintuigen uit gingen en ik alleen maar bestond uit steeds een stapje voorwaarts in de diepe sneeuw. Ik beleefde de wereld om me heen vanuit een soort bubbel; dat is wat hoogte blijkbaar met je doet. Chhiering vertelde hoe lang het nog was, maar ik kwam er maar niet uit of hij fifteen of fifty minutes zei. Hij herhaalde het op verzoek nog een paar keer, maar ik kon er niks van maken. Als ik naar het tijdstip keek (nog geen 9 uur ’s ochtends) moest het fifty zijn, dacht ik…. Pffff, lange weg te gaan nog….
En toen ineens zei Chhiering: “seven minutes”. Huh!? Waren we er bijna!? Nu al!? Wauw!!! Daar waren ineens de gebedsvlaggetjes op de pas, op maar liefst 5.160 meter!!! We hebben het gewoon gehaald! We omhelsden en feliciteerden elkaar. En namen uiteraard snel enkele foto’s.

Gehaald!!! De Larkya La pas op 5.160 meter
Met Sjoerd en Karianne

Marleen was een eind achter geraakt en het was veel te koud en te slecht weer om op haar te wachten. Op de foto’s staan we dus maar met z’n drieën. Ontzettend jammer. Maar jee, wat was het koud zeg!
Met steenkoude handen bonden we onze spikes onder (gelukkig hielp Chhiering me) en zetten de afdaling in. Die was hier en daar steil en tricky, zeker het eerste stuk.

Op den duur zaten we achter een hele rij porters en Nepalese wandelaars (o.a. een kerel die we eerder ook al tegen waren gekomen in een lodge) en er werd zo enorm geprutst. We stonden heel lang stil. De een na de ander gleed uit. Zo zonder spikes en met 30 kg op de rug kon ik me voorstellen, maar er zaten er ook tussen met spikes en zonder bepakking, die zo gigantisch aan het prutsen waren. Ik stond verder achteraan in de rij dan Sjoerd en Karianne en door het gedoe voor me werd de afstand met hen steeds groter. Op den duur was ik het beu en ging ik links en rechts inhalen. Op goed geluk trok ik m’n eigen spoor in de sneeuw en vond het gaaf dat het lukte heel die rij voorbij te komen (weer dat Transalp-gevoel). In de glijdende rij blijven staan was riskanter geweest.

Om 11 uur kwamen we aan bij een lodge, waar we konden lunchen en op Marleen wachten. Ik at een veg egg cheese fried potato en dat ging er goed in. Een uur later sloot Marleen ook aan. Ze had vooral veel last van misselijkheid en het eten ging al dagen moeizaam. Achteraf bleek dat toch door de hoogte te komen, want onder de 3.500 m verdween haar misselijkheid als sneeuw voor de zon. Tot m’n grote verbazing had ik nul last gehad van de hoogte, af en toe een beetje een zwaar dof gevoel in m’n hoofd, maar dat mocht geen naam hebben en het verdween volledig zodra ik een ibuprofen nam.

Na de lunch moesten we nog een klein stukje verder dalen. Het bleef sneeuwen en koud. Onderweg zagen we nog een fluithazen, knaagdieren met ronde oren. Om ongeveer 14 uur kwamen we aan in Bimtang, waar Sjoerd en ik opnieuw een kamer deelden. Het was idioot koud! Maar… ze hadden wel een warme douche! Sterker nog: een hete douche van maar liefst 42 graden. Nou was dat ook juist wel lekker, want het was een klein straaltje en verder was het gewoon een koud en kil schuurtje. Maar wat een genot om na een week eindelijk weer eens m’n haren te kunnen wassen!
De rest van de middag brachten we knus bij de kachel door. We droogden er onze kleding, maakten armbandjes, lazen een boek, aten popcorn en dronken thee, warme chocomelk, oploskoffie en bier, om te vieren dat we de pas succesvol waren overgestoken. De volgende dag hoorden we dat de pas ’s avonds was afgesloten. We hadden dus mazzel gehad én het gaf ook wel aan dat we echt onder zware omstandigheden hadden gelopen.

Bier en pizza!

We aten lekker op tijd en ondanks dat de pizza aan de kleine kant leek, ging hij maar met moeite op. Om 19.30 uur dook ik m’n bed in met een Netflixserie. 

Wat een dag en wat een gave ervaring!!! Ik voelde me trots!

13. Samdo-Dharamsala (4.400m) 29 april

Het was de laatste dag voor we de pas zouden oversteken en we klommen door, van 3.865 naar 4.400 meter. Het was geen lange etappe en ook de hoogtemeters vielen me ontzettend mee. Het ging allemaal niet heel snel, maar evengoed haalden we weer veel groepen in. Toch grappig, we startten elke dag een uur later dan de rest en raapten ze dan onderweg ergens op. 

We vertrokken rond 9 uur uit Samdo en al snel buiten het dorp zagen we bergmarmotten. Ik deed een poging ze op de foto te krijgen, maar telkens was ik net te laat. Lakpa, onze porter, deed z’n best om ze op te sporen. Uiteindelijk zag ik er eentje bovenop een lichtgrijze rots zitten. Met een hoop bombarie waarschuwde hij z’n soortgenoten, maar ik had hem op de foto. Ik schoot ook nog enkele filmbeelden van gieren. Ik had ze echt wel heel veel gezien de afgelopen dagen, maar het bleef een imposant gezicht.

Toen ik weer aansloot bij de groep, stonden ze net bij een verkoopster uit Samdo. Ze zat daar met een kleedje met koopwaar: water, koekjes, armbandjes en warme mutsen. Sjoerd had zojuist een muts gekocht en ineens vond ik dat ook een heel goed idee. Voor 500 NRP kocht ik een grijze Nepalese wollen muts, heerlijk warm gevoerd! Het bleek een goede impulsieve aankoop bleek de dagen erna.

Chhiering had ons ’s ochtends mooie ‘panoramic views’ met witte pieken rondom beloofd. Daar kwam niks van terecht. Het was niet de strakblauwe lucht waar we op gehoopt hadden. Alle bergtoppen lagen verstopt in een dik wolkendek. Waaruit het al snel begon te sneeuwen. In een soort overkapte schuilplek trokken we de regenjassen aan en verpakten de rugzakken in regenhoezen. We moesten hier en daar over besneeuwde ijzige paadjes en daar had ik de enige ‘valpartij’ van de hele trekking: Chhiering gleed onderuit en nam mij bijna mee in z’n val. Ik bleef netaan staan, maar bij de volgende stap ging ik alsnog, toch uit balans gebracht. Verder was het een val zonder erg.

Om 12 uur kwamen we aan in Dharamsala, een nogal deprimerende plek en de laatste plaats op 4.400 meter vóór de pas-oversteek. Er stonden wat barakken en tentjes in een grijze besneeuwde wereld. Het sanitair bestond uit een schuurtje van gestapelde stenen, met twee hurktoiletten. De deur was niet meer dan een houten plaat, die je een beetje provisorisch dicht kon maken met een stukje touw, maar wat precies niet goed sloot. Binnen in het kotje bestond de grond uit keien, met daarop een gladde ijslaag. Ik wilde niet teveel nadenken over wat er nou precies bevroren was. Het was in elk geval zaak om niet uit te glijden en met je gat in het gat en de derrie te vallen. Bwehk…..  

Ons slaapvertrek bevond zich in de barakken. Aanvankelijk had Chhiering het idee ons met z’n vieren in één ruimte te plaatsen, vanuit de gedachte dat het dan nog een beetje warm zou zijn. Ik vond alles prima, maar kon me er ook goed in vinden toen Karianne en Marleen aangaven toch liever wat meer ruimte te hebben en twee aan twee te slapen. Dat was eigenlijk wel een goed idee, want de ruimte bestond uit niet meer dan vier matrassen op planken en stenen en daarvoor een smal strookje van 30 cm stenen, waar net aan je schoenen en rugzak pasten.

Gezellige barakken
Wc-schuurtje
Knus en warm slaapvertrek (not)

Eigenlijk was Dharamsala gewoon koud, ellendig en somber. Not the place to be.
En daar moesten we ons nog de hele middag zien te vermaken. In de kou. Want er was niks verwarmd. Er was één centrale ruimte met wat gammele bankjes en plastic tuinstoelen. Daar verzamelden de groepen zich. En zo werd het nog een beetje warm.

Met z’n allen bij elkaar om het nog een beetje warm te hebben
Tijdverdrijven met armbandjes maken

Samen met nog een Nederlandse groep en de groep Amerikanen zaten we opeen gepakt. Sjoerd haalde z’n kralen tevoorschijn en in no-time zat iedereen armbandjes te maken, inclusief onze gids Chhiering. Verder las ik een boek en luisterde muziek, teruggetrokken in een hoekje op de houten wiebelbank. Rond 18 uur gingen we eten en werd het een grote stoelendans: de groepen die nog niet gingen eten moesten plaatsmaken voor de eters, in dit geval de Amerikanen. Maar vrij snel daarna kwam ook ons eten en moest er weer geschoven worden. Alle groepen kregen hun briefing over de volgende dag en al snel hadden we in de gaten dat wij een luxe ontbijt- en vertrektijd hadden: 4.30 u ontbijt en 5.00 u vertrek. Wij zouden als laatste vertrekken, wel tot anderhalf uur later dan sommige andere groepen!

Ik dook met m’n thermokleding, een muts op en sokken aan in m’n slaapzak met thermolaken en m’n stalen fles heet water als kruik. We hadden ook nog dekens gekregen, maar die stonken echt als het laatste oordeel. Gelukkig bleek ik ze niet nodig te hebben en had ik het zelfs zo warm dat ik halverwege de nacht m’n dikke thermoshirt en sokken uitdeed. Het werd een kort en onrustig nachtje.

12. Samagaun-Samdo (3.865m) 28 april

Na een prima nachtrust (wel met een onderbreking waarin ik m’n boek van Tim Voors heb uitgelezen) ging om 7 uur de wekker. We hadden het hotel helemaal voor ons alleen sinds gisterenmiddag en dat scheelde aanzienlijk veel gerochel, gesnuit en andere onsmakelijke geluiden op de nuchtere maag. Het was nog frisjes, maar uit de wind in de zon was het goed toeven op het dakterras en dus aten we daar ons ontbijt. Wat mij betreft was dit de beste applepancake-by-far en met wat hulp van Marleen kreeg ik zowaar m’n bordje een keer leeg. Om 9 uur vertrokken we richting Samdo. Marleen voelde zich gelukkig beter dan gisteren. Omdat onze gids Sander naar huis was vertrokken, moest onze ondersteuning wat aangepast worden. Vanaf nu zouden onze twee vaste porters met ons meelopen met elk een tas en een derde (onzichtbare) porter was reeds vertrokken met de tassen van Marleen en Karianne.

Het was een gemoedelijke tocht: weinig hoogtemeters, makkelijke paden en in een prachtige omgeving. De avond ervoor had het geregend en gesneeuwd, maar nu stond de zon aan een strakblauwe hemel. We volgden de rivier en passeerden een lange gebedsmuur. Ondanks dat we genoeg momenten pakten om foto’s te maken en te genieten van het landschap, haalden we diverse groepen in. We behoren blijkbaar toch echt tot de snellere groepen, ondanks de vier zieke lijven. Ik had me op voorhand onnodig zorgen gemaakt of ik die jonkies wel bij zou kunnen houden…. Het ging allemaal prima en ik was fitter dan gedacht.

Daar… de Manaslu!
Poseren voor de Manaslu

Tijdens deze etappe lieten we de beplanting definitief achter ons; het landschap werd kleurlozer en steniger. Het lastigste stuk van vandaag bevond zich vlakbij Samdo. Vanaf de rivier moesten we op het einde toch nog wat hoogtemeters overwinnen. Samdo lag op 3.865 m hoogte en was een authentiek Tibetaans dorpje. Bijzonder om te zien. Het dorpje bestond uit kleine stenen huisjes, waar de mensen veelal boven de stal woonden. Tussen de huisjes lagen smalle modderige paadjes, met restanten sneeuw. Het geheel deed rauw en grauw aan. Hoe groot was het contrast met de traditionele kleurrijke kleding.

Ik had sinds een paar dagen een enorme honger en kon wel blijven eten. Dat gold ook voor Karianne en Sjoerd; Marleen bleef last houden van misselijkheid. Het bord (lokale en huisgemaakte!) friet en gebakken ei ging er bij mij met smaak in. Jammer alleen dat het er vloeibaar uit bleef komen. Over het geheel genomen voelde ik me meer dan prima en had ik nulkommanul last van de hoogte. Ik besloot m’n hoogtepillen in m’n tas te laten, tenzij ik toch nog last kreeg. Maar als het bleef gaan zoals het nu ging, had ik die pillen niet nodig en ging ik ze niet preventief slikken, zoals ik aanvankelijk van plan was geweest. 

‘s Middags bezochten we het lokale festivalletje in Samdo. Leuk om te zien, maar het voelde toch ook wat ongemakkelijk als toeristische toeschouwer. Karianne, Marleen en ik hielden het na een poosje dan ook voor gezien en dwaalden nog wat door het dorpje.

We hoorden dat er maandag slecht weer was voorspeld en dat daarom veel groepen zondag vervroegd de pas over wilden. Voor ons stond dat sowieso zondag al op de planning, maar nu moesten we vooral zorgen dat we op tijd een overnachtingsplek geregeld hadden.
‘s Avonds kropen we dichtbij de (bijna te warme) kachel en at ik eindelijk m’n eerste dal bath.

11. Acclimatisatiedag (4.150m) 27 april

De dag begon met een uitgebreid gerochel, gespuug en gesnuit in het kleine (en enige) fonteintje op de gang. Zelden zulke onsmakelijke geluiden gehoord. En dat een uur lang. Het was niet echt lekker wakker worden zo. Tot drie keer toe deed ik een poging om naar het toilet te gaan, maar steeds was het bezet of stond er een kerel het gangetje te blokkeren al rochelend en tuffend in het fonteintje. Er waren duidelijk te veel mensen voor te weinig voorzieningen. Eigenlijk was maar 1 hurktoilet echt goed bruikbaar, had ik ’s avonds ontdekt, toen het licht ineens uit ging terwijl ik boven het gat balanceerde. In het stikkedonker zwaaide ik met m’n arm om weer voor een minuutje licht te krijgen, dat werkte blijkbaar op een sensor.  

Vandaag hadden we een acclimatisatiedag. In het programma stond deze dag aangeduid als ‘rustdag’, maar daar had het weinig mee van doen. We gebruikten de dag om te acclimatiseren, wat inhield dat we door klommen naar +4000 meter en dan daarna weer terug afdaalden naar onze lager gelegen overnachtingsplek.

Maar de dag begon met vervelend en heel naar nieuws: onze Nederlandse gids moest vanwege familieomstandigheden onverwacht terug naar huis. Voor hem betekende dat in twee dagen 70 km terug naar de bewoonde wereld lopen. Voor ons betekende het dat we met een gids minder de bergpas over moesten en dat onze ‘rots in de branding’ wegviel. Het was wel even schakelen en zoeken naar de juiste spirit. Maar Team-Liquid doet het ook prima als Team-Flexibel. En dus ging ons uitgedunde koppeltje samen met Chhiering en onze twee porters omhoog. Marleen bleef in het hotel, want die was verre van fit en deed er verstandiger aan rustig aan te doen.

De hoogte was voelbaar, maar al met al viel het me niet tegen. Voetje voor voetje en dan komen we er wel. We beklommen een ‘trap’ met aan weerszijden kronkelige papierberken. Ik vond het een prachtig beeld. Het doel en eindpunt vandaag was een grot hoog boven een gletschermeer, op 4.150 meter. Whoopwhoop, opnieuw een nieuw hoogterecord! Tof! Bij de grot kwam precies een van de vrouwelijke gidsen van een andere groep aan. Zij kon mooi een groepsfoto maken! Daarna ging ze zitten mediteren in de grot.

Hoogste punt tot nog toe: 4.150 meter!

Wij daalden af richting het gletschermeer, waar we voor Chhiering een Tiktok-filmpje opnamen. Op de oever van het meer stonden overal hoge stenentorentjes. Deze kenden we natuurlijk wel uit Noorwegen, maar deze waren versierd met kleurrijke gebedsvlaggetjes. Nadat Karianne en Sjoerd er een torentje hadden gebouwd, daalden we verder richting Samagaun terug. Bij de lunch at ik friet met een gebakken ei; ik had honger als een paard. Ik negeerde de aanhoudende diarree gewoon lekker zoveel mogelijk en was vooral blij dat er weer eetlust was. Ook fijn was dat alle groepen uit het hotel vertrokken waren en we het hotel nu in ons eentje hadden. Dat scheelde een hoop gerochel en andere onsmakelijke geluiden.

10. Lho-Samagaun (3.570m) 26 april

‘s Nachts was ik paar keer wakker geweest. M’n heupen vinden die dunne matrasjes op houten plank niet heel fijn. Ook moest die enorme beker thee er natuurlijk midden in de nacht uit. Dus wurmde ik me met veel tegenzin uit de warme cocon van m’n mummy. Dit was voor het eerst dat ik de slaapzak gebruikte zoals ie bedoeld is: helemaal dichtgesnoerd rond je hoofd en hals met alleen een klein gaatje om door te ademen. Het was verrekte koud en slechts 2 graden in het hutje vol kieren en gaten. Ik was dan ook erg blij met de extra deken.

Net als een dag eerder liepen we ook vandaag een korte etappe. Dat heeft er vooral mee te maken dat de hoogte niet te snel mag oplopen om zo goed te kunnen acclimatiseren.  We mochten dus ‘uitslapen’ en zouden om 8 uur ontbijten. Evengoed was ik al vroeg wakker. Ik verliet m’n warme slaapzak en struikelde buiten bijna over Dora, onze meewandel-hond lag op m’n deurmatje te slapen. Ik overwoog om een timelapse te gaan maken met m’n GoPro van de zonsopkomst rond de Manaslu, maar na een kort rondje buiten vond ik het er weinig boeiend uit zien: de lucht was bedekt met een dik, grijs wolkenpakket. Ik kroop lekker terug in m’n warme slaapzak en luisterde nog wat muziek. Tot m’n grote verrassing bleek het anderhalf uur later helemaal open getrokken… Had ik nu toch maar die timelapse gemaakt….

M’n ontbijt bestond uit een apple-pancake. Hij was ok, maar het hield niet over. Sowieso was ik weer teruggezakt naar de waterfase binnen het buik-en darmgebeuren… het is echt een hardnekkig virus (?) waar we met z’n allen al meer dan een week kampten. De actieve bezigheden met lange etappes en de warmte gaven natuurlijk ook weinig ruimte voor herstel. Maar ik had me er bij neergelegd en maakte me er niet druk om. Dit kende ik ook wel van de Transalp en ik wist van mezelf dat ik zonder grote problemen meer dan een week op wedstrijdniveau actief kon zijn op overgeven, diarree en weinig eten. Dus at ik ook nu vooral waar ik zin in had en ging ik niet over op een menu van droge rijst en gekookte aardappelen, zoals m’n reisgenoten deden. Maar de 2x per dag dal bhat waar ik op gerekend (en verheugd) had, lukte bepaald niet. Na anderhalve week Nepal had ik nog steeds geen dal bhat gegeten. 

Team-Liquid

Bij het ontbijt maakten we de balans op: Marleen was er vandaag het slechtst aan toe en had last van misselijkheid. We startten zo rustig mogelijk, maar direct bij het klimmen over een pad vol keien was merkbaar dat we op 3.300 meter zaten. Ik vond het frustrerend dat het lopen zo traag ging; zat er nu echt niet meer in? Was het zo slecht gesteld met de conditie? Toen ik het daar later met onze gids Sander over had zei hij dat we juist bij de snellere groepen behoorden. Ik geloofde daar toen weinig van, maar op de dagen die later nog volgden, merkte ik dat het inderdaad waar was.

Al direct vanaf vertrek uit Lho kwam dwars door het veld onze adoptiehond, Dora, aangerend. Ze was de dag ervoor aan ons groepje blijven plakken en had de nacht doorgebracht, opgerold op het matje voor een van onze deuren. Blijkbaar had ze haar zinnen erop gezet om mee te lopen. Bij de hangbruggen, waar ze niet overheen durfde, vond ze steeds een andere route, om dan daarna zo snel mogelijk weer aan te sluiten.

De tocht was overzichtelijk: eerst anderhalf uur lopen tot het plaatsje Shyala, waar we uitgebreid de tijd namen voor een theepauze. Meer dan een uur lagen we lekker te chillen in de zon op een soort ommuurd grasveld met hutjes eromheen. Boven ons zweefden de gieren, in afwachting tot Team-Liquid definitief het loodje zou leggen misschien?

Na de theepauze was het nog een uurtje lopen tot Samagaun. Appeltje-eitje. Mits je fit bent. Vlak voor we bij Samagaun aan kwamen, liepen we over een grote weidevlakte met jaks. Tof om te zien!

Dora liep ondertussen nog steeds enthousiast mee en Sjoerd wilde graag samen met haar op de foto. Ik zag een mooi shot en gaf wat aanwijzingen, terwijl ik op m’n hurken klaar zat. Achter Sjoerd kwam een groepje vrouwen met manden omhoog lopen. Oeh… dat was wel een mooi plaatje en dus schoot ik de foto. Ik was al die tijd erg terughoudend geweest met het ongevraagd fotograferen van mensen, maar nu zat ik juist klaar voor een ander beeld en deed het moment zich bij toeval voor. Ik begreep direct weer waarom ik al die tijd terughoudend was geweest: ik kreeg een steen naar m’n hoofd gekeild. Duidelijke taal.

Samagaun was een leuk plaatsje. We bevonden ons echt in de Tibetaanse sferen, met traditionele bebouwing, gebedsmuren en tempeltjes. Het was allemaal ontzettend mooi en indrukwekkend en ik genoot me te pletter. Ook met de groep hadden we het echt leuk en gezellig. Helaas had Dora in Samagaun onze groep verlaten. Ze liep enthousiast ons ‘hotel’ mee naar binnen, maar werd daar uiteraard weer uit gestuurd. Hotel klinkt trouwens luxer dan het is, in dit geval zijn het gestapelde kotjes in plaats van kotjes naast elkaar. Alle kamers waren bezet en na overleg besloten Sjoerd en ik een kamer te delen, in plaats van dat ik samen met Marleen en Karianne op één kamer zou gaan. Het was druk in het hotel en iedereen moest gebruik maken van slechts 2 (behoorlijk smerige) hurktoiletten en 2 fonteintjes. Het was niet de beste plek, maar de eigenaar was wel een leuke en vrolijke kerel. Een verademing na de chagrijnige vrouw van de vorige lodge.

9. Namrung-Lho (3.300m) 25 april

Vandaag hadden we een korte etappe op het programma en dus mochten we uitslapen. De nacht was fris geweest en ik had diep weggedoken in m’n mummyslaapzak gelegen. Heerlijk! Tussendoor was ik nog even wakker geweest om naar de wc te gaan. Brrrr… koud. Maar wat een prachtige sterrenhemel!!

Om half 9 konden we ontbijten. Buiten in de zon! Met zicht op de witte bergen van de Himalaya en grote gieren zwevend boven onze hoofde. Ik had m’n oploskoffie en een heerlijke apple-pancake met jam. Genieten met hoofdletters! Eindelijk keert de eetlust terug. Het zijn nog geen grote hoeveelheden die ik kan eten, maar het begin is er… na bijna een week.

Ontbijten terwijl de gieren boven je hoofd zweven

We zouden om 9 uur gaan lopen, maar bleven lekker nog even van de zon genieten en vertrokken pas om 9.45 uur. Ik merkte al gauw dat ik niet te hard van stapel moest lopen. Net als in de Transalp (ik kan het niet helpen, maar ik zie voortdurend parallellen) ben ik een slow-starter. In het begin was ik wat licht in m’n hoofd, maar na een theepauze ging ik lekkerder lopen. Ik begin inmiddels een patroon te herkennen. De theepauze was ook wel een leuk moment: al snel kwam er een meisje bij ons staan, geheel gebiologeerd door de beer van Sjoerd. Haar broer of zus stond er ook bij (geen idee wat het was), met een baby op de rug. Sjoerd maakte een kettinkje voor de oudste twee. Ze waren beiden in de zevende hemel. Het leverde me mooie plaatjes op.

Het was weer een waanzinnig mooie tocht, langs vele Boeddhistische nederzettingen, gebedsmuren en poorten. We kregen zicht op de witte pieken van de Himalaya en uiteindelijk kwam zelfs een stukje van de Manaslu in beeld; helaas lag de top in de wolken.

Rond lunchtijd waren we op onze overnachtingsplek. De lunch ging er goed in: gebakken aardappelen met een gebakken ei. Mjam. Het tij was eindelijk gekeerd na bijna een week erge buikklachten! ‘s Middags hielden we vooral rust en klommen we aan het einde van de middag nog een klein stukje door naar een Monastery. Prachtig! En daar was de Manaslu in volle glorie zichtbaar.

Inmiddels zaten we op 3300 meter, was ik op een hoogte waar ik nooit eerder was geweest en ging de hoogte tellen. Dit was ook ongeveer het moment dat ik met de hoogtepillen zou gaan starten, de Diamox, maar ik voelde me nog zo goed, dat ik ze nog even in de tas liet.

8. Deng-Namrung (2.630m) 24 april

Ik had ‘s nachts niet al te best geslapen. Ik was veel langdurig wakker geweest en had onrustig gedroomd. Ruim voor m’n wekker (6 uur) was ik wakker en begon ik met de gebruikelijke routine: een run naar het (hurk)toilet. Daarna begon ik zoetjesaan m’n tas te pakken.
Buiten op het terras werkten we tegen heug en meug ons ontbijt weg. Althans, we deden een poging….. 

We hadden wederom een lange etappe van 20 km voor de boeg. En dat deden we opnieuw op een nagenoeg lege maag. Vandaag zaten er heeeeeel veel trappen in de tocht. Héél veel! Er kwam geen einde aan! Ook passeerden we een aantal grote landslides. En uiteraard de nodige hangbruggen, waarvan er eentje volgens Sander gevaarlijk naar links helde. Ik had er een hele voorstelling van gemaakt in m’n hoofd, waardoor het uiteindelijk 200% meeviel. Rond 12.30 uur hadden we de lunch. Voor mij wederom soep, ditmaal een sherpa-stew met veel groenten en een soort dikke pasta. Het was veel meer dan in m’n gekrompen maag paste. Jaloers keken we naar de groep naast ons, die grote kommen soep en grote borden gebakken aardappels zat weg te werken. Sjoerd zette ondertussen z’n verplegerskunsten in bij het dochtertje van de eigenaar van het eettentje. Ze had zich een dag eerder aan glas gesneden en het zag er allemaal niet heel schoon uit. Haar broer kreeg een armbandje van Sjoerd en was er superblij mee. Het was een gezellige lunch zo bij de familie. Die overigens een of andere drap zaten te eten, met een geur waarvan onze magen zich spontaan weer omkeerden. Dit was niet besteed aan Team Liquid, zoals we onszelf inmiddels hadden genoemd.

Net als de dag ervoor liep ik het tweede deel van de etappe, na de lunch, ook weer lekker. Helaas was het tijdens de lunch beginnen te spetteren. En het spetteren werd regen, dus de regenjassen en raincovers moesten te voorschijn gehaald. We liepen door het bos. Supermooi! Aan de overzijde van de berg zagen we wilde berggeiten, erg tof! Het laatste stuk was pittig, met opnieuw een hele lange ‘trap’, nat en modderig en met onmogelijk hoge stappen hier en daar.

En toen kwamen we eindelijk enigszins verkleumd aan in Namrung. De lodge waar we aanvankelijk heen wilden, was al vol. Dus we moesten uitwijken naar een andere. Maar die was ook meer dan prima, met een brandende kachel, een kop hete thee en een kaartspel. De natte shirts droogden we bij de kachel, want dat was vrij kansloos in het koude slaapkotje.

7. Jagat-Deng (1.880m) 23 april

Opnieuw stond er een lange etappe van 20 kilometer op het programma. En opnieuw was het warm, erg warm. En opnieuw startten we op een stoffige jeeproad, die gestaag bergop ging. Ik kon het hoge tempo van m’n reisgenoten nauwelijks bijbenen. Ik ben gewoon een diesel die langzaamaan moet opstarten en niet gelijk aan een sprint moet beginnen. Niks nieuws onder de zon, maar wel weer wat confronterend. Wat ook niet hielp was dat ik nauwelijks had ontbeten. Met moeite had ik een stukje apple-pancake weg gewerkt, maar het ding was eigenlijk echt niet te eten. Ook bij de lunch wilde het eten nauwelijks lukken en hield ik er na een half kommetje noodlesoup mee op. Na de lunch verdween de zon achter de wolken, dat scheelde een paar graden en dat was erg welkom! Ik liep al twee dagen met een langemouwenshirt, omdat de zon veel te hard op m’n huid brandde, dus ik was blij toen het wat afkoelde. Ik ging gelijk veel lekkerder lopen. Bovendien kwamen nu m’n dieselcapaciteiten eindelijk van pas: ik liep in m’n constante tempo ineens grote stukken in m’n eentje voorop.  
Het was weer een prachtige etappe, waarin we uiteindelijk een smalle kloof in liepen. Fantastisch!

Vanaf nu werden de lodges minder luxe; geen eigen toiletten meer. ’s Nachts had ik een bijzonder onaangenaam moment toen ik met m’n slipper in het halfdonkere hurktoilet in iemands sjit ging staan. Gatverdamme wat vies… en waarom ligt dat vóór het gat!?!! Nog erger vond ik het toen ik de volgende ochtend hoorde dat er ook een normaal toilet was geweest ergens om het hoekje…. Toen voelde ik me wel een beetje genept ?. Vanaf dat moment deed ik een uitgebreide inventarisatie bij aankomst.

6. Machakhola-Jagat (1.370m) 22 april

De eerste etappe startten we allemaal zo’n beetje half-half en met 1-0 achterstand, na nagenoeg niks ontbeten te hebben en allemaal nog gammel op de benen. We begonnen op een jeeproad, die vooral heet en stoffig was. Onderweg passeerden onze porters achterop een trekker, samen met onze tassen. Chhiering vond daar wel wat van, maar wij gaven de dragers geen ongelijk: het was vandaag een lange en hete etappe en als de mogelijkheid zich zo voor deed…. Wij snapten het wel.

Het brede pad waarop we gestart waren, werd aangelegd door China en zou uiteindelijk doorlopen tot aan de Chinese grens. China was hier bezig stevig z’n macht uit te breiden met het doel uiteindelijk een groot stuwmeer te maken van de vallei. Daarmee worden de dorpjes en gehuchtjes van de kaart geveegd. En het is dus ook maar de vraag hoe interessant de Manaslu-trekking in de toekomst blijft…. Een treurig verhaal.

Gelukkig bleven we niet al te lang op de jeeproad en gingen we een smaller paadje op. Het lopen ging verre van vanzelf, maar wauw wat was het mooi! We staken de eerste hangbrug over; er zouden er nog vele volgen. Ook passeerden we de eerste landslide, waar de regel was: 1 minuut wachten op je voorganger, wat ruimte ertussen laten en vlot doorlopen. Best spannend.

Voor de lunch namen we uitgebreid de tijd, zodat we ook een beetje konden uitrusten. Ik ging voor een vegetarische noodlesoup; ik had verder in niks eigenlijk echt trek. Toch ging ik me wat beter voelen na de lunch (vooruit, m’n benen dachten daar anders over). Voetje voor voetje, dan komen we er vanzelf…

We hadden een teabreak in een lodge met uitzicht op een rivierbedding en met aan de overzijde de weg die de Chinezen aan het bouwen waren. Het laatste stuk van de etappe was makkelijk, want daarbij liepen we vlak en door de rivierbedding. Sjoerd vond een schedel en dat was een mooi item voor een fotoshoot.

Na ruim 20 kilometer kwamen we aan bij onze overnachtingsplek. De lodge bestond uit kleine houten schuurtjes, met – ‘joehoeh!’ – opnieuw een eigen normale wc! Het was een gezellige plek met een soort binnentuintjes, waar rondom heen de kleine hutjes stonden. In een van de binnentuinen zat een grote groep mannen te eten bij een kampvuur. Deze groep bleek de werkzaamheden aan de weg te controleren en kwamen we de volgende dag nog geregeld tegen in hun groene legeruniformen.

5. Jeeprit naar de Himalaya 21 april

Ik voelde me weliswaar iets beter, maar ook s nachts had ik nog koorts gehad. Ik maakte af, waar ik de dag ervoor was gestopt: het selecteren en pakken van m’n spullen voor de trekking. Bij het checken van de tas, bleek hij te zwaar. Zwetend stond ik de boel weer uit te pakken en onder tijdsdruk, bijna lukraak, spullen opzij te gooien in m’n flightbag.

Met een reistablet achter de kiezen kroop ik achterin een jeep. De porters en gidsen zaten met z’n vieren op een krap bankje achterin. Karianne, Sjoerd en ik zaten met onze dagrugzakken op de middelste rij en Marleen zat voorin naast de chauffeur, want die was het meest misselijk. Onze grote backpacks lagen bovenop de jeep gebonden. We deden er een eeuwigheid over om Kathmandu uit te komen. Wat een gekkenhuis dat verkeer. Eenmaal buiten Kathmandu sloten we aan in een enorme file. Er zat nul beweging in. De rit duurde vele malen langer dan gepland. Toen we eenmaal de ‘highway’ (het zou niet zo mogen heten, want 50% is onverhard en bestaat uit stenen, kuilen en zand) verlieten werd de rit steeds helser. We bonkten van links naar rechts over een pad dat nauwelijks de kwalificatie ‘pad’ mocht hebben.

Vanwege ziekte waren we een dag later uit Kathmandu vertrokken en die dag haalden we nu in door verder door te rijden, waarmee we de eerste loopetappe oversloegen. 

Aan het einde van de middag kwamen we aan bij de lodge, waar ik een eigen kamer had met een eigen normaal toilet! Ik was in de zevende hemel. Verder sloot m’n kamer direct aan op een soort van centrale ruimte, waar een grote groep Duitsers/Oostenrijkers luidruchtig aan tafel zat. Maar ik was nog steeds niet fit en moe na een lange autorit, dus ik sliep zelfs dwars door de herrie heen.

Onze jeep voor de komende dag
Onze spullen bovenop de auto gepakt
Volgepakt in de auto… lekker tegen Sjoerd z’n plakbeen
Onze lodge, eten aan de straat
Links m’n kamer met hangslotje
Een eigen normale wc! Pure luxe!

4. Kathmandu 20 april

S ochtends om 6 uur ging de wekker. Ik had het de hele nacht afwisselend koud gehad tot badend in het zweet. Kortom, ik was nog verre van fit. Na een douche begon ik met m’n spullen sorteren en klaar te leggen voor de tassencheck. Na een kwartier moest ik toch echt even zitten en brak het zweet me uit. Even voor half 7 kwam er een appje van gids Sander: ook de rest van de groep was ziek… het was beter een dag langer in Kathmandu te blijven om uit te zieken. Opgelucht dook ik terug m’n bed in en bleef daar de rest van de dag. Ik sliep bijna onafgebroken. Halverwege de dag kwam Sander wat bananen brengen en zowaar lukte het om er 1 weg te werken. Maar meer dan dat ging het echt niet worden…. 

’s Ochtends om 6 uur ging de wekker. Ik had het de hele nacht afwisselend koud gehad tot badend in het zweet. Kortom, ik was nog verre van fit. Na een douche begon ik met m’n spullen sorteren en klaar te leggen voor de tassencheck. Na een kwartier moest ik toch echt even zitten en brak het zweet me uit. Even voor half 7 kwam er een appje van gids Sander: ook de rest van de groep was ziek… het was beter een dag langer in Kathmandu te blijven om uit te zieken. Opgelucht dook ik terug m’n bed in en bleef daar de rest van de dag. Ik sliep bijna onafgebroken. Halverwege de dag leken kleine slokjes water weer binnen te blijven en kwam Sander wat bananen brengen (en nieuw wc-papier ;-)). Zowaar lukte het om een banaan weg te werken. Maar meer dan dat ging het echt niet worden…. 

Mijn ‘menu’ vandaag: ORS, uiteindelijk een havermoutreepje en de prullenbak in gebruik als kots-emmer

3. Kathmandu 19 april

Vandaag stond de monkeytempel (Swayambhunath) op het programma. Sjoerd ging niet mee, want die was hartstikke ziek geworden die nacht: overgeven, diarree, koorts. Ik had ook wat vage steken in m’n maag en m’n ontbijt smaakte maar zo-zo. Niet teveel aan denken, het kon ook de warmte zijn…. 

Te voet liepen we door de stad, de toeristische wijken achter ons latend. De wegen waren een soort rotsige zandpaden en de gevels bestonden uit inieminiewinkeltjes van nog geen 4 vierkante meter groot. Er lag vlees en vis, zo in de buitenlucht. Echt foto’s maken durfde ik niet, want ik merkte dat de mensen daar niet zo van gediend waren. We staken de rivier over die dwars door Kathmandu stroomt, wat een ranzige bedoening en wat een stank! Echte derde-wereld-praktijken. Nog voor we goed en wel bij de tempel waren, zagen we al de eerste aap. Eenmaal op de trappen struikelde je er bijna over! Goed op je spullen letten en ze niet te dichtbij laten komen. De tempel was prachtig, maar ook toeristisch en ook hier stikte het van de mensen die je iets probeerden te verkopen. Wij steken hier als lange blanke Hollanders ook wel overal met kop en schouders bovenuit en dat valt op. Er was op den duur zelfs een (Indische?) familie, die met ons hele groepje op de foto wilde! Waren wíj ineens de bezienswaardigheid!

Na de plak-nepalees van gisteren, had ik vandaag een plak-Hollander. Op de luchthaven van Dubai was er een groep vrouwen en die probeerde mij ervan te overtuigen dat het vast niet klopte dat mijn vlucht om 8.35 uur ging, want die van hen ging pas ‘s middags. Een half uur latter kwam ik ze nog eens tegen aan de andere kant van de luchthaven en opnieuw stelde de vrouw in kwestie mijn vluchttijd ter discussie. Ik zei dat ik nu toch écht ging rennen, want over een half uur ging m’n vliegtuig de lucht in. Wie komt er bij het gouden budahbeeld te trap af? Precies! Die vrouw. Die opnieuw over m’n vlucht begon: “o, zat je tóch op dezelfde vlucht als wij!?”. Neeeeeee! Vervolgens wilde ze weten wat ik dan voor m’n ticket had betaald. Ik vond het raar en ongemakkelijk.

De terugweg deden we niet te voet, maar achterop de motor. Dwars door het zotte Nepalese verkeer. Aan de linkerkant van de weg en zonder helm. Ik hoorde meerdere familieleden in m’ achterhoofd: “kijk uit! Niet doen! Pas op!”. Maar o, wat was het vet!!!! 

De rest van de middag had ik nodig om bij te komen….. Helaas zetten m’n buikkrampen door en de rest van de dag lag ik kotsend en slapend in bed. En de diarree is ook niet mis. Sinds een klein half uurtje lijkt er eindelijk wat vocht binnen te blijven. Hopelijk heb ik het ergste gehad. Gevolg is wel dat ik nu morgen heel vroeg op moet, om m’n tas klaar te maken en te laten checken. Morgen hobbelen we 6 uur lang in een jeep richting de Himalaya. Onder deze omstandigheden kijk ik daar enorm naar uit…. Not. Maar eerst een nachtje slapen!