Om 4.30 uur ging de wekker, tegelijk met de oproep tot het gebed. Buiten was het stikdonker en fonkelden de sterren. Zo snel mogelijk pakten we de tassen in, maar van routine was nog geen sprake. We zaten dus ‘pas’ om 5.10 uur aan ons ontbijt, 10 minuten te laat. Drie kinderen met gespannen gezichten, probeerden tegen heug en meug droog brood weg te werken. Starten in het donker, met een hoofdlampje weliswaar, vonden ze reuzespannend en eng. Dat bleek overbodig, want door alle vertraging gingen we pas rond 6 uur van start en toen begon het al een heel klein beetje lichter te worden. Daarbij was het eerste deel van de route vlak en eenvoudig. Tegen de tijd dat we aan de oneindig lange klim van vandaag begonnen, was het licht genoeg.
De route van vandaag was overzichtelijk: heel lang omhoog en heel lang omlaag. Met als hoogste top 3.550 meter! Dat was een nieuw record voor vier van ons. Nooit eerder stonden we op 3.000 meter, laat staan op 3.500 meter of meer! De meiden klommen gestaag door, babbelend met Mohamed. Ik begon vanaf 3.000 meter wat last te krijgen van misselijkheid en duizeligheid. Fijn was wel dat we de hele klim in de schaduw konden doen en dat was echt een enorm verschil met de stukken in de brandende zon de dag ervoor. Een zigzagpaadje waar geen eind aan kwam leidde ons naar boven. Op ongeveer driekwart van de klim kwamen de muildieren en begeleiders ons achterop. Met onze minikaravaan van 9 personen kwamen we om 10 uur eindelijk bovenop de pas. Het was geen makkie, vond ik; mede dankzij m’n loodzware rugzak met camara en twee zware objectieven, de hoogte en de hitte maakten dat ik het zwaar had gehad.
Na een pauze bovenop de pas, begonnen we aan de afdaling. Ook daar kwam geen einde aan. Aan die zijde van de berg liepen we vol in de zon. Het leek wel een oven. Ondanks dat het op den duur nog maar een half uurtje was naar onze kampplaats, hielden we toch een korte pauze bij een stroompje ijskoud water om wat af te koelen. De inspanning in deze hitte was op het randje van verantwoord; dus we hielden elkaar goed in de gaten. We daalden verder af richting het riviertje waar ons kamp zich bevond. We passeerden wat schamele huisjes. Mohamed vertelde dat daar de mensen uit Amsouzert in de zomer naar toe trokken met hun vee. Door middel van een irrigatiesysteem zorgden ze voor water bij hun ‘boerderij’. We vonden het indrukwekkend dat de mensen zo leefden onder die droge, kale en hete omstandigheden.
Rond 13.30 uur kwamen we aan bij ons kampje, waar de tenten al opgezet stonden. Gelukkig stond er een kleine overkapping van hout en steen, zodat we daar uit de zon konden neerstrijken op de matten. Al snel werden er schalen met eten neergezet. Het zag er allemaal weer heerlijk uit: rijst, heel veel rauwe groenten, een bonenstoofpotje, makreel en brood.
De rest van de middag deden we rustig aan: wat slapen, lezen en onszelf opfrissen in het riviertje. En dat urenlang in een soort (geiten?)schuurtje waar je normaal hard voorbij zou lopen (Jaspers woorden). Tieme vond het het gezelligste plekje ooit.
Afstand: 14 km – 1.190 hm