14 km | Torsbu – Pyttbua
Voor het eerst tijdens de trekking had ik goed geslapen: ik lag met de kinderen in de vierpersoonskamer en we hadden eindelijk een keer een koele kamer, omdat het buiten erg koud was. Jasper sliep in de keuken en had juist geen oog dicht gedaan. Hoe eenzaam en verlaten het er ook was en er een stoel voor de deur stond, was hij toch bang dat er zomaar iemand binnen zou komen.
We maakten de brinta klaar, zetten de kinderen aan de afwas, pakten de rugzakken weer in en maakten de hut aan kant. Rond 9.30 uur sloten we de hut af met het hangslot en gingen op pad. Het was ijzig koud. De thermometer bij de hut gaf 8 graden aan, maar de gevoelstemperatuur lag beduidend lager door de ijzige wind.
De eerste zes kilometer liepen we langs het meer. Niet heel technisch, maar toch genoeg stenen en over te steken stroompjes om er lang over te doen. Daarnaast was het er koud en winderig, we keken dus wel uit naar het einde van het meer. Maar er kwam geen einde aan! Naast de “foptop” van vorig jaar voegden we nu toe: “meer-meer” (en eerder hadden we naast de “drapstap” ook de “schijtsteen”…. Een steen die geen steen was maar schijt). Na het meer volgde een klim. Renske had het zwaar, maar de “issue-bounty” (het noodreepje dat ze allemaal mee hadden gekregen voor de moeilijke momenten) bleef in de tas. Een teken dat het ongemak nog niet groot genoeg was dus.
Onderweg zagen we tweemaal een sneeuwhoen met kuikens. Althans: één hen met een enorme berg kuikens en één met maar één sneu kuikentje. Mooi om te zien hoe goed hun schutkleur werkt tussen al het gesteente, want de tweede hen zag ik pas toen ik er bijna bovenop stond.
Het weer was wat wisselend. Regelmatig dreef er een dikke dreigende wolk onze kant op en dan kregen we een randje van de (miezer)bui mee, maar daar bleef het bij. De regenkleding werd steeds (bijna) voor niks tevoorschijn gehaald. Het was elke keer een gok. Het bleef niet droog, maar het was ook niet heel schokkend drijfnat. Rond de top zochten we een beschutte plek voor de lunch. Het was even zoeken, want liepen we te ver door dan kwamen we in een wolk (en dus regen) terecht, maar liepen we niet ver genoeg dan zaten we vol in de koude wind en in de depressie aan de andere kant van de berghelling. We stonden net te twijfelen op een bijna geschikte stenige, maar steile rand, toen er plotseling vlakbij iemand over de bergrand naar beneden stapte. Buiten de hutten om, waren we al die dagen niemand onderweg tegen gekomen, dus ik kreeg een halve hartverzakking. We maakten een praatje met de jonge Noor, over de wederzijdse bestemmingen en herkomst en dat hij door iemand was gevraagd op z’n route uit te kijken naar een verloren tent. Hij vervolgde z’n weg naar Torsbu. We smeerden in rap tempo onze hardkeks met schinkenost, smeerkaas, jam en pindakaas en hoopten dat de regen nog even weg zou blijven.
De hele tocht langs het meer had een eeuwigheid geduurd, maar nadat we de klim hadden gehad ging het ineens heel snel: we hadden nog maar 3 kilometer voor de boeg. We zaten inmiddels ook weer op dezelfde, maar nu tegengestelde, route als we gelopen hadden vanaf de Pyttbua-hut naar de Veltdalshytta. De dreigende wolk aan de andere kant van de berg was ondertussen weg gewaaid en we daalden af in de zon! Dat scheelde aanzienlijk in temperatuur en er konden weer laagjes kleding uit. De afdaling ging voorspoedig en was goed te doen na al het technische terrein dat we gelopen hadden. Wel gingen zowel ik, Tieme als Daantje ‘nog even gauw’ alle drie door onze enkel. Dat gebeurt altijd als je er bijna bent en het terrein eenvoudiger lijkt te worden, waardoor je minder goed oplet. De Pyttbua-hut was in zicht en we staken de rivier over via de brug. We waren ruim 6enhalf uur onderweg geweest.
Zo druk als het de eerste dag in Pyttbua was geweest, zo rustig was het nu! In de hoofdhut was nog niemand en we konden dus weer fijn in de zespersoonskamer terecht. Ook onze avondmaaltijd en ontbijt lagen nog netjes in het kastje waar we het een paar dagen eerder hadden achtergelaten. Het was nog relatief vroeg (16.15 uur) en dus dronken we limonade en koffie buiten in de zon, met een stukje welverdiende chocola.
Er kwamen nog twee Noorse zussen aan bij de hut, maar verder was er niemand. Toen ze aankondigden zich beneden in het riviertje te gaan opfrissen en er dus misschien enige naaktheid zou zijn, was dat het moment om de warmte van de houtkachel op te zoeken (maar ook wel omdat het inmiddels fris was geworden). De bami en de pindasaus gingen er goed in en Daantje was blij dat er nog wat over was, zodat ze dat de volgende ochtend als ontbijt kon eten en zo de brinta kon afslaan.
Met nog maar 1 (makkelijke) dag te gaan voelde vandaag al als de finish. Het einde kwam in zicht!