Volubilis

Vanuit Meknès was het ongeveer vier uur rijden naar onze volgende bestemming Chefchaouen. Een handkarman bracht onze bagage naar de auto op de parkeerplaats net buiten de oude stad. We lieten de stad achter ons en reden richting Volubilis, een half uurtje rijden verderop. Deze oude Romeinse stad is UNESCO-werelderfgoed en een van de grotere en best bewaarde steden ter wereld. We betaalden entreegeld en besloten zonder gids te gaan, omdat deze best prijzig was en we (ik) het liefst op eigen tempo rondliepen. Maar al vrij snel sprak een bewaker ons aan, nadat hij van Tieme wat woordjes Grieks en het benoemen van de verschillende zuilen opving. Hij begon enthousiast te vertellen over de mozaïeken en had er duidelijk lol in om ons wijzer te maken. Geheel belangeloos leidde hij ons langs alle bouwwerken en overstelpte ons met interessante informatie. Toen we bij het huis van lichte zeden kwamen, vroeg hij eerst aan Jasper of het oké was dat hij ons daar mee naar toe nam. De lol was groot toen daar een enorm penis-standbeeld bleek te liggen; maar ook aan de mannen was gedacht, vertelde hij bij een andere steen. Na afloop hadden we dus evengoed een uitgebreide rondleiding gehad, waar we hem (financieel) voor bedankten. We wisten zeker dat we een leuker verhaal hadden gekregen dan wanneer we met een officiële gids waren gegaan, simpelweg omdat deze man er vooral heel veel plezier in had.

Na wat gedronken te hebben bij Volubilis gingen we verder op onze tocht. We reden kilometers lang door (saai, vonden wij) weids agrarisch landschap. De kleur geel van het droge, reeds geoogste, gras domineerde.
Pas nabij het Rifgebergte werd het landschap weer interessanter, met meer bergen en meer bomen. Tegen de helling zagen we Chefchaouen liggen. We vonden vrij moeiteloos de parkeerplaats, maar de moed zakte ons in de schoenen: het was er verschrikkelijk druk en het was er overvol. Dat was ook wat een jongen in een geel hesje ons meldde: vol. Ik had een plekje gezien wat nog wel zou passen en ik vroeg hem of dat oké was. Met vriendelijk lachen en een vriendelijk woord (en blanke toerist zijn?) kwam je heel ver in Marokko. Hij hielp ons parkeren op het plekje dat ik had gezien en zo verliep toch ook dit nog onverwacht vlekkeloos. We liepen zo’n 300 meter verder door over een soort boulevard richting ons hotel. Mijn hemel, in wat voor een wereld waren we nu toch terecht gekomen? Overal kraampjes met souvenirs en heel veel mensen! Ons hotel grensde direct aan die kleine boulevard, maar eenmaal binnen merkte je gelukkig niks van de drukte. We hadden twee mooie kamers en de meiden waren in hun nopjes, want ze hadden een hemelbed.

‘s Avonds dwaalden we door het blauwe stadje tussen de krioelende (Marokkaanse) toeristen. Wat een gekkenhuis; dit overdreven toerisme was niet aan ons besteed. Ook de sfeer was raar. We waren twee keer getuigen van een opstootje, waarvan een uitmondde in een vechtpartij. Daantje was helemaal van slag. En er werd veel hash verkocht.
Op het plein aten we bij een restaurant, dat de eigenaar had geadviseerd. En daar maakten we een cruciale fout door 4 fruitdrankjes te bestellen. Achteraf bleken 3 daarvan met kraanwater te zijn gemaakt en 1 met ijsblokjes van kraanwater. De volgende dag waren we allemaal ziek, behalve Jasper. En dat terwijl we al 3enhalve week in Marokko zijn en op de meest afgelegen, en misschien wel vreemde, plekken gegeten hebben.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *