13 km | Veltdalshytta – Torsbu
Meestal gaat het in een hut elke dag hetzelfde: opstaan, bed afhalen, rugzak inpakken, ontbijt, vertrek. Vanwege de drukte en de overvolle keuken ’s avonds koos ik nu een andere strategie: ik stuurde de kinderen direct na het aankleden naar beneden om een plekje aan een tafel te bemachtigen, terwijl ik direct aan de slag ging om het ontbijt klaar te maken. Daarna zouden we wel de boel inpakken. Deze omgekeerde volgorde werkte goed en zo zaten we vóór de hectiek al aan het ontbijt. De DNT-groep schoof ongeveer gelijktijdig aan, maar toen hadden wij de brinta al op tafel staan. De kinderen hadden opnieuw een gezellige babbel met de Nederlandse man (een voormalig burgermeester vertelde hij later). En tot Renske haar grote vreugde (ze had de dag ervoor zó’n zin gehad in chocola) kregen ze een enorme reep chocola van hem. Gewoon zomaar, omdat hij het zo knap vond dat ze deze lastige trektocht liepen (en inderdaad, we kwamen verder alleen maar volwassenen tegen in de hutten, geen kinderen). Wat een leuk gebaar! Ze waren er zó blij mee!
We vertrokken rond 9 uur ongeveer gelijktijdig met de DNT-groep en werden succes gewenst en uitgezwaaid door de twee vrouwelijke huttenwachten. De eerste zes kilometer zou het een beetje op en neer gaan langs het meer. Het was een smal, technisch paadje met een kaarsrechte diepte er direct naast. Het was dus wel oppassen geblazen. Daar had Daantje niet echt een boodschap aan en we moesten even flink boos worden om haar overmoedigheid te beteugelen. We hebben na al die jaren behoorlijk wat vertrouwen in de vaardigheden en het inschattingsvermogen van de kinderen, maar een ongeluk zit in een klein hoekje en als je pas 8 bent zie je dat niet altijd even goed. Het is bijvoorbeeld heel onhandig om op een smal richeltje onverwacht achter je vader met grote rugzak te gaan staan, die op dat moment je broer aan het helpen is.
Richting de kop van het meer daalde het pad steeds meer richting het water en werd het pad makkelijker. De lucht werd ondertussen ook dreigender en aan het einde van het meer hing een dikke wolk klaar om z’n water over ons uit te storten. We trokken dus alvast onze regenjassen en vuilniszakken aan. De vuilniszak was een trucje dat ik eerder bij een lezing van Tim Voors had gehoord: gewoon lekker in korte broek lopen en daar een soort rok overheen trekken…. In ons geval dus een vuilniszak met snelsluitkoord om je middel. Het zag er wat raar uit misschien, maar het werkte wel. Tim Voors trok vervolgens ook nog knalroze keukenhandschoenen over z’n wollen handschoentjes aan, vertelde hij, dus wij zagen er eigenlijk niet eens zo heel belachelijk uit. Bovendien: je komt hier werkelijk niemand tegen. Voordat we écht de wolk en de regen in liepen zorgden we dat eerst wat gegeten hadden (na de ervaring van de dag ervoor waarbij de lunch er helemaal bij-in geschoten was door slecht weer). Na een supersnelle lunch liepen we het dal met het meer verder uit en begonnen aan de relatief eenvoudige klim. De zon ging weer schijnen; het was gelukkig gebleven bij enkele spettertjes. Onze vuilniszakrokken konden al snel weer uit. In stilte klommen we met z’n vijven op een rij omhoog. Ik vond het een bijzonder moment.
Eenmaal bovenop de bergkam zagen we een enorme steenvlakte. Immens groot!! Met in dat dal een gigantisch meer, waarlangs in de verte twee kleine hutjes lagen: Torsbu, onze eindbestemming van vandaag. Maar daar waren we nog lang niet! We moesten eerst dalen en daarna nog zeker een kilometer of 3 door het enorme dal heen en langs het meer lopen. De wind die over het meer heen kwam zetten was ijzig koud, dus de fleecetruien moesten aan. We waren terecht gekomen in een van meest onherbergzame plekken op aarde! De kleuren bestonden alleen maar uit beige en grijs. Er groeide of leefde niks. Toch? Of toch wel? We zagen zowaar een lemming wegschieten tussen de rotsen! We bleven een poosje staan bij de steen, waaronder hij was verdwenen. Af en toe verschenen z’n snorharen en leek het alsof hij weer tevoorschijn zou komen, maar dan dook hij toch snel weer terug in z’n veilige schuilplaats. Jammer, want Tieme had hem nu als enige niet gezien.
De hut hadden we al hele lange tijd in zicht, maar het duurde nog een eeuwigheid voor we er waren. Er was weinig leven rond de hut te bekennen en er kwam geen rook uit de schoorsteen. Het leek alsof er niemand was. Toen we er eindelijk waren bleken beide hutjes inderdaad dicht en afgesloten met een groot hangslot. Slik…. Nu maar hopen dat we de juiste DNT-sleutel hadden! De opluchting was groot toen de sleutel omdraaide en het hangslot open sprong. Het zou toch wel erg ellendig zijn geweest als we na een tocht van zeven uur voor een dichte deur hadden gestaan! We vonden het wel wat opmerkelijk dat de huttenwachten ons er ’s ochtends nog niet even op hadden gewezen dat deze hutten op slot zouden zitten, zeker omdat we met kinderen op pad waren. Blijkbaar zagen we er heel ervaren uit.
We liepen het kleinste hutje binnen: een keukentje met een grote tafel en een stapelbed, een kamer met twee stapelbedden en…. Twee interne (compost)toiletten!!!! Wat een fijn vooruitzicht om niet naar buiten te hoeven midden in de nacht als je naar de wc moet!
Water moesten we beneden uit het meer halen; dat was wel een stuk lopen met een zware emmer. Er dreef ook nog het nodige alg in, dus we besloten het eerst goed te koken, voor we het als drinkwater zouden gebruiken. We staken de houtkachel aan en maakten een cup-a-soup klaar. De kinderen speelden een kaartspelletje, terwijl ik de vereenvoudigde en gedroogde versie van dal bhat klaarmaakte. De linzen en rijst gingen er goed in en waren een prima energiebron na zo’n dag.
Na het eten hadden we thee met een stukje chocola, de haard brandde en we zaten met z’n vijfjes bij kaarslicht rond de tafel een kaartspel te spelen in een hutje op de meest verlaten plek van de wereld. Buiten raasde de wind en tikte de regen tegen de ramen. Een bijzonder en perfect moment!